Dienst van SURF
© 2025 SURF
The way people and organisations describe or depict nature betrays their fundamental attitude towards nature. In this PhD thesis views of nature are seen as digestions of meaningful experiences of nature in which a religious depth can be identified. This PhD thesis contains both theoretical and empirical evidence to answer the question whether (implicit) religious elements play a role in the communication regarding nature in the Netherlands. The conclusion shows that the communication regarding nature is religionised to some extent, but there is no mentioning of a personal God or other reference to a supernatural reality.This PhD thesis also shows that the religious depth dimension does not explicitly come to the fore in what visitors are saying. The result is that this thesis, in addition to the question regarding the appropriateness of religious subtexts in the communication regarding nature, also questions whether these subtexts are convincing from the perspective of the visitors.
The city is nature. In many ways this bold statement can be contested, but at the same time wildlife is so abundant Rotterdam is called a wilderness park (Reumer, Wildpark Rotterdam. De stad als natuurgebied. Historische Uitgeverij, Groningen, 2014). One can discuss whether this is true or not, but more interesting is to see the city as a piece of nature, and as such undertake the actions to develop it further. In a city nature should not be treated as something worth to preserve, after all such unique nature can hardly be found inside urban contexts, rather something to increase, enrich and make more resilient
LINK
In recent years, numerous environmental psychology studies have demonstrated that contact with nature as opposed to urban settings can improve an individual’s mood, can lead to increased levels of vitality, and can offer an opportunity to recover from stress. According to Attention Restoration Theory (ART) the restorative potential of natural environments is situated in the fact that nature can replenish depleted attentional resources. This replenishment takes place, in part, because nature is deemed to be a source of fascination, with fascination being described as having an ‘‘attentional’’, an‘‘affective’’ and an ‘‘effort’’ dimension. However, the claim that fascination with nature involves these three dimensions is to a large extent based on intuition or derived from introspection-based measurement methods, such as self-reports. In three studies, we aimed to more objectively assess whether these three dimensions indeed applied to experiences related to natural environments, before any (attentional) depletion has taken place. The instruments that were used were: (a) the affect misattribution procedure (Study 1), (b) the dot probe paradigm (Study 2) and (c) a cognitively effortful task (Study 3).These instrument were respectively aimed at verifying the affective, attentional and effort dimension of fascination. Overall, the results provide objective evidence for the claims made within the ART framework, that natural as opposed to urban settings are affectively positive (cfr., affective dimension) and that people have an attentional bias to natural (rather than urban) environments (cfr., attentional dimension). The results regarding the effort dimension are less straightforward, and suggest that this dimension only becomes important in sufficiently difficult cognitive tasks.
Aanleiding: De belangstelling voor gezonde en veilige voeding is groot. Bij de gezondheidseffecten van voeding spelen de darmen een cruciale rol. Verschillende soorten bedrijven hebben behoefte aan natuurgetrouwe testmodellen om de effecten van voeding op de darmen te bestuderen. Ze zijn vooral op zoek naar modellen waarvan de uitkomsten direct vertaalbaar zijn naar het doelorganisme (de mens of bijvoorbeeld het varken) en die niet gebruikmaken van kostbare en maatschappelijke beladen dierproeven. Doelstelling Het project 2-REAL-GUTS heeft als doel om twee innovatieve dierproefvrije darmmodellen geschikt te maken voor onderzoek naar voedingsconcepten en -ingrediënten. De twee darmmodellen die worden toegepast zijn darmorganoïden, minidarmorgaantjes bestaande uit stamcellen, en darmexplants bestaande uit hele stukjes darm verkregen uit relevante organismen. Beide modellen hebben potentieel heel uitgebreide toepassingsmogelijkheden en hebben ook grote voordelen ten opzichte van de huidige veelgebruikte cellijnen, omdat ze meerdere in de darm aanwezige celtypen bevatten en uit verschillende specifieke darmregio's te verkrijgen zijn. Gezamenlijk gaan de partners werken aan: 1) het aanpassen van de kweekomstandigheden zodat darmmodellen geschikt worden om de vragen van partners te beantwoorden; 2) het vaststellen van de toepassingsmogelijkheden van de darmmodellen door verschillende stoffen en producten te testen. Beoogde resultaten Kennisconferenties, publicaties en exploitatie van de modellen zullen zorgen voor het verspreiden van de opgedane kennis. Omdat het project gebruikmaakt van moderne, op de toekomst gerichte laboratoriumtechnieken (kweekmethoden met stamcellen en vitaal weefsel, moleculaire analyses en microscopie), leent het zich uitstekend om geïmplementeerd te worden in het hbo-onderwijs. Als spin-off zal het project dan ook voorzien in een specifieke, voor Nederland unieke hbo-minor op het gebied van stamcel- en aanverwante technologie (zoals organ-on-a-chiptechnologie).
De doelstelling van het project is het ontwikkelen van een breed gedragen basis voor samenwerking tussen de partners in het Living Lab Upper Citarum River Basin het opstellen van een breed gedragen Action Plan voor het toepassen van de beginselen van de circulaire economie als basis voor duurzame ontwikkeling van het Upper Citarum River Basin. In november 2016, heeft Hogeschool Van Hall Larenstein namens het Nederlandse Delta Platform een samenwerkingsovereenkomst ondertekend met University of Technology Bandung (ITB). Hiermee is de totstandkoming van het Living Lab Upper Citarum Basin officieel bekrachtigd. Daarnaast zijn ook andere partijen zoals Telkom University, de Radboud Universiteit en Deltares betrokken en wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de functie van springplank die het Living Lab mogelijk voor het Nederlandse MKB kan bieden. Vlak na de totstandkoming van het Living Lab is afgesproken dat het Living Lab zich zal gaan richten op duurzame ontwikkeling en waterbeheer, waarbij de principes van de circulaire economie als leidend principe zullen worden toegepast. Bovendien is afgesproken om gezamenlijk te werken aan de ontwikkeling van on-derwijsmateriaal. Met dit project zullen tijdens werksessies met de betrokken partners en stakeholders in Bandung de meest veelbelovende kernthema’s voor samenwerking worden geïdentificeerd en verder concreet worden gemaakt. Hiervoor is het noodzakelijk om de ketens van stofstromen in het Citarum River Basin inzichtelijk te maken en hierbij kansen te identificeren voor het Nederlandse bedrijfsleven (MKB). In eerste instantie wordt hierbij ge-dacht aan bouwen met bagger, bouwen met plastic afval, building with nature, drinkwatervoorziening, afwate-ring en afvalwaterzuivering.
The pace of technology advancements continues to accelerate, and impacts the nature of systems solutions along with significant effects on involved stakeholders and society. Design and engineering practices with tools and perspectives, need therefore to evolve in accordance to the developments that complex, sociotechnical innovation challenges pose. There is a need for engineers and designers that can utilize fitting methods and tools to fulfill the role of a changemaker. Recognized successful practices include interdisciplinary methods that allow for effective and better contextualized participatory design approaches. However, preliminary research identified challenges in understanding what makes a specific method effective and successfully contextualized in practice, and what key competences are needed for involved designers and engineers to understand and adopt these interdisciplinary methods. In this proposal, case study research is proposed with practitioners to gain insight into what are the key enabling factors for effective interdisciplinary participatory design methods and tools in the specific context of sociotechnical innovation. The involved companies are operating at the intersection between design, technology and societal impact, employing experts who can be considered changemakers, since they are in the lead of creative processes that bring together diverse groups of stakeholders in the process of sociotechnical innovation. A methodology will be developed to capture best practices and understand what makes the deployed methods effective. This methodology and a set of design guidelines for effective interdisciplinary participatory design will be delivered. In turn this will serve as a starting point for a larger design science research project, in which an educational toolkit for effective participatory design for socio-technical innovation will be designed.