Dienst van SURF
© 2025 SURF
© 2025 SURF
Samenwerking is belangrijk in een multiculturele klas. Maar wat vinden leerlingen en docenten nu van dat samenwerken? Speelt in hun ogen het multiculturele karakter eigenlijk wel een rol?
Hoe gaan opleidingsteams en docenten in het beroepsonderwijs om met de multiculturalisering van de onderwijspraktijk in Amsterdam?
Samenwerking is belangrijk in een multiculturele klas. Maar wat vinden leerlingen en docenten nu van dat samenwerken? Speelt in hun ogen het multiculturele karakter eigenlijk wel een rol?
Het aantal meertalige leerlingen in de reguliere klas neemt nog steeds toe. Ook het aantal talen in de klas groeit nog steeds. Dat betekent dat (aankomende) docenten Nederlands steeds vaker les geven aan leerlingen die het Nederlands niet als thuistaal hebben. Zij geven daarbij aan zich niet handelingsbekwaam te voelen om alle leerlingen in hun lessen recht te doen. Docenten zien meertalige klassen bovendien als een last, terwijl recent onderzoek laat zien dat meertaligheid juist een meerwaarde kan hebben. Door de talen van meertalige leerlingen toe te staan in het onderwijs worden de kennis en ervaringen van deze leerlingen niet buitengesloten en dit draagt bij aan het bevorderen van gelijke kansen. Maar hoe moet je dat als docent aanpakken? Welke didactische concepten zijn er binnen de functioneel-communicatieve benadering van taalleren en hoe kun je die inzetten en combineren ten behoeve van de taalontwikkeling van alle leerlingen in je klas? Daar wil deze handleiding een antwoord op geven. Ze is bedoeld als basis voor het ontwerpen van je eigen lessen in meertalige klassen. Daarom zijn er in de bijlagen ook voorbeeldlessen opgenomen. Daarin maken we zichtbaar hoe je – naast de bekende didactische principes van Nederlands – een combinatie van didactieken kunt inzetten die gericht zijn op het taalleren van meertalige leerlingen. In deze bijlagen verwijzen we steeds naar de beschrijvingen in deze handleiding.
Openbare les, gegeven ter aanvaarding van haar benoeming als lector Lesgeven in de Multiculturele School door dr. Maaike Hajer op 3 april 2003 op het Niels Stensencollege te Utrecht. Dames en heren, Zwarte en witte scholen krijgen veel aandacht in de media. Vaak beperkt die aandacht zich tot de etnische samenstelling van scholen en de mogelijke samenhang daarvan met schoolresultaten van de leerlingen. Veel interesse voor wat er binnen scholen gebeurt is er niet, terwijl docenten daar dag in dag uit onderwijs van kwaliteit proberen te leveren. Leren lesgeven in een kleurrijke, multiculturele school kent vele aspecten. Leraren staan er voor de taak een prettige sfeer te scheppen waarin kinderen zich thuis voelen en zich evenwichtig ontwikkelen. Ze proberen positieve onderlinge relaties tussen leerlingen uit verschillende etnische groepen te bevorderen. Ze werken samen met collegas, onderhouden contact met ouders. En ze zoeken een weg naar een optimale schoolloopbaan van elke leerling door binnen hun vak een afgestemd aanbod en geschikte didactiek te hanteren. Taal speelt hierin een belangrijke rol en op dat aspect zal ik mijn verhaal toespitsen.
Jaarlijks staan leerkrachten in het basisonderwijs voor de vraag hoe dit jaar Goede Vrijdag en Pasen vorm te geven in het onderwijs. Vertel ik het verhaal? Laat ik stukken van de ‘Passion’ zien? Doen we een paasontbijt? Dat hoeft niet per se een moeilijk te beantwoorden vraag te zijn. Op tal van scholen is een praktijk ontwikkeld waar leerkrachten een eigen weg in hebben gevonden. Maar hoe vieren zij het dan? En wat zegt deze vormgeving over de school, de leerkracht, de leerlingen? Wij zijn dit onderzoek naar vieringen van Goede Vrijdag en Pasen in het basisonderwijs gestart vanuit de veronderstelling dat juist zo’n casus zicht geeft op factoren die een rol spelen bij de vormgeving aan het christelijk onderwijs en welke spanningen daarbij eventueel aan het licht komen. Daarbij hebben wij onderscheid gemaakt tussen situationele, professionele en persoonlijke factoren.
Steeds vaker komen studenten de lerarenopleidingen binnen met een mbo-vooropleiding. Deze instroom is een doelstelling van onderwijsbeleid, maar levert een aantal nieuwe vragen op voor de kwaliteit van de opleidingen. In de landelijke media en rapporten is de laatste jaren aandacht besteed aan stagnerende doorstroom, die te wijten zou zijn aan tekorten in de taal- en rekenvaardigheid van de mbo-instromers. Om deze problematiek op lokaal niveau te kunnen aanpakken is echter een dialoog gewenst tussen de toeleverende en afnemende opleidingen binnen een regio. Het lectoraat Lesgeven in de Multiculturele School was dan ook blij met de mogelijkheid om samen met het ROC Midden Nederland een verkennend onderzoek te doen naar de doorstroomproblematiek in de regio Utrecht. Vanuit de kenniskring werkten enkele collegas van de Faculteit Educatie en het ROCMN samen om ervaringen in beeld te brengen van studenten en docenten van mbo (in het bijzonder ROCMN Amersfoort en Utrecht) en hbo (de pabos van de Hogeschool Domstad en Hogeschool Utrecht en de tweede-graadslerarenopleiding Geschiedenis). Het voornemen was een longitudinale studie te verrichten en studenten te volgen vóór en na hun overstap van mbo naar hbo. Dat bleek beperkt uitvoerbaar, desondanks geeft het onderzoeksresultaat vele factoren aan die van invloed kunnen zijn op geslaagde doorstroom. Het verzamelde materiaal levert zodoende discussiepunten en concrete ideeën voor opleiders en managers, bijvoorbeeld rond studiehouding, academische taalvaardigheid, afstemming van de programmas rekenvaardigheden en specifieke studiebegeleiding. Ze zullen deze kunnen verdisconteren in leerplannen, didactiek en studieklimaat van opleidingen waar veel deelnemers doorstromen naar het hbo. Naar de invloed en het succes van dergelijke interventies is nadere studie gewenst. Het onderzoek heeft op diverse plekken al dergelijke discussies in gang kunnen zetten, zoals tussen de twee onderzochte pabos en de opleidingen onderwijsassistent. Ik hoop dat dit onderzoeksverslag daarbij van nut zal zijn.
Zwarte en witte scholen krijgen veel aandacht in de media. Vaak beperkt die aandacht zich tot de etnische samenstelling van scholen en de mogelijke samenhang daarvan met schoolresultaten van de leerlingen. Veel interesse voor wat er binnen scholen gebeurt is er niet, terwijl docenten daar dag in dag uit onderwijs van kwaliteit proberen te leveren. Leren lesgeven in een kleurrijke, multiculturele school kent vele aspecten. Leraren staan er voor de taak een prettige sfeer te scheppen waarinkinderen zich thuis voelen en zich evenwichtig ontwikkelen. Ze proberen positieve onderlinge relaties tussen leerlingen uit verschillende etnische groepen te bevorderen. Ze werken samen met collega’s, onderhouden contact met ouders. En ze zoeken een weg naar een optimale schoolloopbaan van elke leerling door binnen hun vak een afgestemd aanbod en geschikte didactiek te hanteren. Taal speelt hierin een belangrijke rol en op dat aspect zal ik mijn verhaal toespitsen. Eerst moeten allochtone leerlingen ‘de taal leren’ – waarmee het Nederlands wordt bedoeld - en dan kunnen ze vervolgens het onderwijs volgen, zo wordt het vaak in de media voorgesteld. En ook het overheidsbeleid neigt tot een dergelijke versimpeling wanneer alle pijlen worden gezet op het vroeg detecteren en wegwerken van ‘achterstanden’. Die kwestie ligt veel ingewikkelder. Door het hele onderwijs heen vraagt het lesgeven aan kleurrijke klassen van elke docent om alert te zijn op verschillen in voorkennis, vaardigheden en ondersteuningsbehoeften