Dienst van SURF
© 2025 SURF
© 2025 SURF
In deze notitie doe ik verslag van een verkenning van de vraag hoe juridische professionals bij de overheid omgaan met de morele vragen die naar voren komen als zij in hun uitvoeringspraktijk maatwerk willen bieden.
In dit artikel doe ik verslag van een verkennend onderzoek naar de vraag hoe juridische professionals in de gemeentelijke praktijk en bij uitvoeringsorganisaties omgaan met morele vragen die naar voren komen als zij in hun uitvoeringspraktijk maatwerk willen bieden.
MULTIFILE
De veronderstelling is dat jeugdhulpprofessionals de context en situatie van burgers meenemen en, indien nodig, maatwerk leveren. Dit onderzoek identificeert vijf maatschappelijke verwachtingen die jeugdhulpprofessionals ervaren rond maatwerk: (1) jeugdhulpverleners kunnen alle problemen oplossen, (2) jeugdhulpverleners plaatsen jongeren onterecht uit huis, (3) het probleem ligt bij de jongere, (4) jeugdhulp is niet beschikbaar als het nodig is, en (5) jeugdhulp kan efficiënter. Deze maatschappelijke verwachtingen verschillen van de verwachtingen vanuit de overheid, de beroepsgroep en de markt doordat ze moeilijker grijpbaar zijn. Tegelijkertijd spelen ze een wezenlijke rol in het dagelijks werk van jeugdhulpprofesssionals. Vanwege de complexe problemen van jongeren is het belangrijk dat in de jeugdhulp zowel een resultaatgerichte als procesmatige invulling aan maatwerk wordt gegeven.
Het HvA-programma ‘Flexibel, studeerbaar en robuust onderwijs’ streeft naar flexibel onderwijs in een studeerbaar en robuust curriculum in 2020 in alle opleidingen. De veronderstelling is dat door flexibiliteit de onderwijskwaliteit verbetert, want het onderwijs sluit beter aan bij de behoeften, kennis en ervaring van studenten. Het gaat om wendbaar onderwijs dat snel inspeelt op veranderingen, recht doet aan verschillen tussen studenten, en studenten meer eigenaarschap geeft over hun studie. In januari 2015 is de Faculteit Onderwijs en Opvoeding (FOO) gestart met een project ten behoeve van flexibilisering van de deeltijdopleidingen. Hoofddoel van het project was het ontwerpen en aanbieden van onderwijs dat aansloot bij de diversiteit aan instroom in de deeltijd. Hierbij werd getracht rekening te houden met de wensen van de studenten: wat, wanneer en waar zij wilden leren.In het studiejaar 2016-2017 is het Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding gestart met een onderzoek naar de flexibilisering van de deeltijdopleidingen FOO. Op dat moment was nog niet systematisch in kaart gebracht wat de percepties en de behoeften waren van deze doelgroep. De vraag was in hoeverre de studenten de opleiding voldoende flexibel vonden, en of ze behoefte hadden aan meer flexibiliteit. Ook riep de roep om flexibilisering de vraag op of studenten wel voldoende betrokken blijven als ze steeds meer individueel en thuis kunnen studeren. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een mixed method design: kwantitatieve en kwalitatieve dataverzameling. Voor de kwantitatieve dataverzameling is gebruik gemaakt van een flexibiliteitsvragenlijst en van de schaal Thuisvoelen (Sense of Belonging) uit het meetinstrument studentbetrokkenheid van het lectoraat Beroepsonderwijs. Tevens zijn enkele achtergrondvragen gesteld. Voor de kwalitatieve dataverzameling is gebruik gemaakt van interviews van studenten en docenten.Uit dit onderzoek blijkt dat studenten beperkt keuzemogelijkheden ervaren op het gebied van onderwijs en toetsing en dat van de 28 onderzochte flexibiliseringsthema’s er drie zijn die ervoor zorgen dat studenten zich meer of minder thuisvoelen. Uit de interviews blijkt welke factoren in de beleving van docenten en studenten van invloed zijn op de mate waarin opleidingen tegemoetkomen aan de behoefte aan flexibilisering van studenten. Op basis van de datazijn in het rapport tien aanbevelingen geformuleerd. Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat het loont te investeren in flexibilisering van het deeltijdonderwijs, maar met mate, en mits rekening wordt gehouden met de betrokkenheid van deeltijdstudenten. Maatwerk in het hbo biedt mooie kansen voor zowel studenten als docenten, mits doel, middel en mogelijkheden gericht op elkaar worden afgestemd. Van one size fits all is geen sprake, dus daarom: ‘Maatwerk? Ja zeker, maar wel met mate!’
De doelstelling van dit rapport is te inventariseren hoe voor het project Veiligheid op de werkvloer de samenwerking en kennisuitwisseling met de beroepspraktijk het beste kan worden vormgegeven. Op basis van interviews, kennismakingsgesprekken en (bedrijfs)bezoeken is inzichtelijk geworden dat bedrijven, werkzaam in de technologische industrie in Twente, behoefte hebben aan samenwerking. Daarbij gaat het vooral om samenwerking op het gebied van de ‘veiligheid op de werkvloer, met behulp van de inzet van slimme technologie (ambient intelligence)’ via het Saxion Kenniscentrum Design en Technologie en, onder meer, het lectoraat Ambient Intelligence. Gesteld kan worden dat bijna iedere respondent hier erg positief tegenover stond. Met als kanttekening dat men niet altijd direct een (optimaal) beeld heeft van wat die inzet van slimme technologie concreet kan betekenen voor de veiligheid op de werkvloer . Dit nemen we mee in fase 2 van het project. Via op te zetten studentenonderzoeksprojecten kunnen we de vervolgstap tot samenwerking verder vormgeven. Zo stellen de respondenten al een aantal gerichte vragen, die de bedrijven binnen de eigen organisatie willen onderzoeken, samen met het Kenniscentrum Design en Technologie en zijn lectoraten. Hoe kunnen we slimme technologie ter bewustwording van en het bewust blijven van onveilige situaties ontwikkelen en/of inzetten voor het op de locatie werkende personeel en andere aanwezigen of bezoekers? Zijn er slimme technologische oplossingen denkbaar voor de veiligheid rond oude, gemodificeerde, machinelijnen met open, voor iedereen bereikbare/toegankelijke, draaiende delen? Kan men op een andere manier dan tot op heden gebeurt een tool ontwikkelen om risico’s, die nu niet inzichtelijk zijn, in kaart te brengen? Door het beantwoorden van deze vragen levert het onderzoek blijvende effecten voor de technologische industrieën en de daaraan verbonden bedrijven. In deze economische zorgelijke tijden zijn deze effecten bevorderlijk voor het (verder) profileren van Twente als een aantrekkelijke werkomgeving voor technologische kenniswerkers. Daarmee kunnen we de braindrain uit het oosten van Nederland verminderen. Aanbevelingen ter invulling van het bedrijfsimplementatieplan voor fase 2 van het project zijn: Het opzetten en verder vormgeven van testsettings in laboratoria, onder meer in het kader van de verankering van de labomgeving van het Kenniscentrum Design en Technologie in de regio. Het maken van concrete afspraken met de geïnterviewde bedrijven om te komen tot onderzoek naar een intelligente kleurensensor, preventieve middelen gericht op het voorkomen van uitglijden, vallen en struikelen, gasdetectiesystemen, waarschuwingssystemen, etc. Het organiseren van netwerkbijeenkomsten, zowel bij Saxion als op bedrijfslocaties. De inzet van stagiairs en afstudeerders. Op deze manier realiseren we een zo optimaal mogelijke aansluiting tussen de beroepspraktijk en het onderwijs en hbo-onderzoek. De aanpak van veiligheid op de werkvloer en de inzet van slimme technologieën daarbij is een dynamisch ketenoverstijgend integraal proces. Het bedrijfsleven erkent het belang hiervan. Het is daarom aanbevelenswaardig om bovengenoemde aanbevelingen te implementeren in vervolgfase 2 van het RAAK PRO-2-013 project Veiligheid op de werkvloer.
MULTIFILE
De doelstelling van dit rapport is te inventariseren hoe voor het project Veiligheid op de werkvloer de samenwerking en kennisuitwisseling met de beroepspraktijk het beste kan worden vormgegeven. Op basis van interviews, kennismakingsgesprekken en (bedrijfs)bezoeken is inzichtelijk geworden dat bedrijven, werkzaam in de technologische industrie in Twente, behoefte hebben aan samenwerking. Daarbij gaat het vooral om samenwerking op het gebied van de ‘veiligheid op de werkvloer, met behulp van de inzet van slimme technologie (ambient intelligence)’ via het Saxion Kenniscentrum Design en Technologie en, onder meer, het lectoraat Ambient Intelligence. Gesteld kan worden dat bijna iedere respondent hier erg positief tegenover stond. Met als kanttekening dat men niet altijd direct een (optimaal) beeld heeft van wat die inzet van slimme technologie concreet kan betekenen voor de veiligheid op de werkvloer . Dit nemen we mee in fase 2 van het project. Via op te zetten studentenonderzoeksprojecten kunnen we de vervolgstap tot samenwerking verder vormgeven. Zo stellen de respondenten al een aantal gerichte vragen, die de bedrijven binnen de eigen organisatie willen onderzoeken, samen met het Kenniscentrum Design en Technologie en zijn lectoraten. Hoe kunnen we slimme technologie ter bewustwording van en het bewust blijven van onveilige situaties ontwikkelen en/of inzetten voor het op de locatie werkende personeel en andere aanwezigen of bezoekers? Zijn er slimme technologische oplossingen denkbaar voor de veiligheid rond oude, gemodificeerde, machinelijnen met open, voor iedereen bereikbare/toegankelijke, draaiende delen? Kan men op een andere manier dan tot op heden gebeurt een tool ontwikkelen om risico’s, die nu niet inzichtelijk zijn, in kaart te brengen? Door het beantwoorden van deze vragen levert het onderzoek blijvende effecten voor de technologische industrieën en de daaraan verbonden bedrijven. In deze economische zorgelijke tijden zijn deze effecten bevorderlijk voor het (verder) profileren van Twente als een aantrekkelijke werkomgeving voor technologische kenniswerkers. Daarmee kunnen we de braindrain uit het oosten van Nederland verminderen. Aanbevelingen ter invulling van het bedrijfsimplementatieplan voor fase 2 van het project zijn: Het opzetten en verder vormgeven van testsettings in laboratoria, onder meer in het kader van de verankering van de labomgeving van het Kenniscentrum Design en Technologie in de regio. Het maken van concrete afspraken met de geïnterviewde bedrijven om te komen tot onderzoek naar een intelligente kleurensensor, preventieve middelen gericht op het voorkomen van uitglijden, vallen en struikelen, gasdetectiesystemen, waarschuwingssystemen, etc. Het organiseren van netwerkbijeenkomsten, zowel bij Saxion als op bedrijfslocaties. De inzet van stagiairs en afstudeerders. Op deze manier realiseren we een zo optimaal mogelijke aansluiting tussen de beroepspraktijk en het onderwijs en hbo-onderzoek. De aanpak van veiligheid op de werkvloer en de inzet van slimme technologieën daarbij is een dynamisch ketenoverstijgend integraal proces. Het bedrijfsleven erkent het belang hiervan. Het is daarom aanbevelenswaardig om bovengenoemde aanbevelingen te implementeren in vervolgfase 2 van het RAAK PRO-2-013 project Veiligheid op de werkvloer.
MULTIFILE
Als mensen werken, verbinden zij zich in hun handelen aan de kerntaak van de organisatie. Met hun werk helpen zij die kerntaak direct of indirect te realiseren. In de verbinding tussen werkende en organisatie is het zaak een goede balans te vinden tussen de persoonlijke ontwikkeling van mensen, het werk dat ze doen en de bijdrage die ze daarmee leveren aan de ontwikkeling van de organisatie. Dit is het werkterrein van HRM. Dit werkterrein is, zeker in de tijd waarin we nu leven, voortdurend in verandering. Niet alleen de aard van de arbeidscontracten verandert, ook de aard van het werk zelf. Werkorganisaties worden opener, en de diensteneconomie vraag om klantgericht werken. Bovendien wordt de betekenis van arbeid in het leven van mensen meer divers. Anciënniteit in de relatie tussen werkgever en werknemer hebben aan gewicht ingeboet. Van werkenden wordt tegenwoordig gevraagd competent te zijn, in staat tot het aangaan van relaties, deze te onderhouden en daarin zelfstandig, maar niet alleen, te functioneren. Maatwerk, ontwikkeling en zeggenschap zijn hierin sleutelbegrippen. Dat vraagt ook het nodige van het management. Het management werkt dan niet langer op basis van beheersing, maar op basis van vertrouwen, op gezag in plaats van macht. Deze veranderingen op het arbeidsterrein hebben grote gevolgen. Ze zijn zo drastisch, dat HRM de boot gaat missen als zij zich tot haar traditionele terrein beperkt. HRM concentreert zich nog vaak op de vaste kern van werknemers terwijl de differentiatie op de arbeidsmarkt vraagt om aandacht voor de groep werkenden als geheel. HRM moet verduurzamen. Duurzame HRM is het onderzoeksthema van ons lectoraat.
Dit rapport is een een discussienota en heeft als doelstelling: het aanreiken van een streefmodel en - in beperkte mate - een methodologie, instrumenten en technieken voor vraaggestuurd opleiden binnen Fontys. Ook wordt aandacht besteed aan strategische beleidsvorming om vraaggestuurd opleiden in de instituten te realiseren.