Dienst van SURF
© 2025 SURF
We examined the neural correlates of facial attractiveness by presenting pictures of male or female faces (neutral expression) with low/intermediate/high attractiveness to 48 male or female participants while recording their electroencephalogram (EEG). Subjective attractiveness ratings were used to determine the 10% highest, 10% middlemost, and 10% lowest rated faces for each individual participant to allow for high contrast comparisons. These were then split into preferred and dispreferred gender categories. ERP components P1, N1, P2, N2, early posterior negativity (EPN), P300 and late positive potential (LPP) (up until 3000 ms post-stimulus), and the face specific N170 were analysed. A salience effect (attractive/unattractive > intermediate) in an early LPP interval (450–850 ms) and a long-lasting valence related effect (attractive > unattractive) in a late LPP interval (1000–3000 ms) were elicited by the preferred gender faces but not by the dispreferred gender faces. Multi-variate pattern analysis (MVPA)-classifications on whole-brain single-trial EEG patterns further confirmed these salience and valence effects. It is concluded that, facial attractiveness elicits neural responses that are indicative of valenced experiences, but only if these faces are considered relevant. These experiences take time to develop and last well beyond the interval that is commonly explored.
MULTIFILE
Being able to classify experienced emotions by identifying distinct neural responses has tremendous value in both fundamental research (e.g. positive psychology, emotion regulation theory) and in applied settings (clinical, healthcare, commercial). We aimed to decode the neural representation of the experience of two discrete emotions: sadness and disgust, devoid of differences in valence and arousal. In a passive viewing paradigm, we showed emotion evoking images from the International Affective Picture System to participants while recording their EEG. We then selected a subset of those images that were distinct in evoking either sadness or disgust (20 for each), yet were indistinguishable on normative valence and arousal. Event-related potential analysis of 69 participants showed differential responses in the N1 and EPN components and a support-vector machine classifier was able to accurately classify (58%) whole-brain EEG patterns of sadness and disgust experiences. These results support and expand on earlier findings that discrete emotions do have differential neural responses that are not caused by differences in valence or arousal.
It is commonly assumed that TV commercials successfully influence affective tourism destination image by coupling positive emotions to a destination. In this study we record emotional responses to destination pictures before and after viewing a destination TV commercial from participants’ brains using electroencephalography (EEG). A control group of participants watched the same destination pictures, and an unrelated TV commercial. Emotion-related event-related potential (ERP) components, the P2 and LPP, were derived from the EEG. For the participants that watched the destination TV commercial, the P2 and the LPP were larger in response to destination pictures after compared to before having watched the TV commercial. This effect was not observed in the control group. In a behavioral version of the same experiment, we did not observe any effects in the self-report data. It is concluded that ERP methodology is a useful tool to complement the toolbox of tourism marketing researchers
LINK
Er zijn zorgen over de kwaliteit van de jeugdhulp, de hoge werkdruk van jeugdhulpprofessionals en het verloop onder personeel. Het Doen Wat Werkt programma is een zesjarig programma dat zich richt op het professionaliseren van professionals en het ontwikkelen van een leercultuur in jeugdzorgorganisaties.
Eerstelijns gesubsidieerde rechtshulp door professionals van Het Juridisch Loket (HJL) sluit niet goed aan op de behoeften van cliënten met multiproblematiek en hun dienstverlening sluit onvoldoende aan bij andere disciplines in het sociale domein. Daarom willen rechtshulpprofessionals van HJL samen met Hogeschool Utrecht, diverse professionals van gemeenten en organisaties voor maatschappelijke dienstverlening praktijkgericht onderzoek uitvoeren naar een integrale aanpak, waarmee cliënten met multiproblematiek doeltreffend kunnen worden gesignaleerd en ondersteund bij wat zij werkelijk nodig hebben. De vraag is of zo’n integrale aanpak implementeerbaar is, daadwerkelijk voorziet in oplossingen voor problemen van de doelgroep en hun rechtshulpvragen afnemen. In dit onderzoek wordt het vraagstuk van optimale dienstverlening door HJL, benaderd vanuit ‘klantwaarde’ ofwel de ‘opbrengsten van de dienstverlening’ voor de cliënt. Dit in de marketingwetenschap vergaand ontwikkeld concept leent zich goed voor vraagstukken in het publieke domein omdat hiermee het klantperspectief voorop wordt gesteld. Dat is in dienstverlening niet altijd vanzelfsprekend. Professionals van HJL kijken nog teveel door hun ‘juridische bril’ naar cliënten met multiproblematiek waardoor ‘andere’ problemen nauwelijks worden opgemerkt. Met dit project wordt getracht om professionals innovatieve methoden en instrumenten aan te reiken waarmee een goede inbedding van HJL in locale hulpverleningsinfrastructuren kan worden gerealiseerd. De centrale onderzoeksvraag in het project luidt: hoe kunnen eerstelijns rechtshulpprofessionals van HJL hun dienstverlening aan cliënten met multiproblematiek verbeteren? Het onderzoek wordt (deels) uitgevoerd in de vorm van een parallelle casestudie. Vestigingen van HJL en sociale netwerkpartners vormen de cases. Onderdeel van deze casestudie is dat van elkaars praktijken wordt geleerd door middel van een crosscase-analyse. Beoogde opbrengsten van het project zijn nieuwe kennis over cliënten met multiproblematiek, diagnostisch instrumentarium voor eerstelijns rechtshulpprofessionals, een nieuwe klantgerichte en integrale aanpak van dienstverlening en state-of-the-art onderwijsmateriaal. De projectopbrengsten worden in publicaties, workshops en conferenties gedissemineerd en geborgd in de juridische opleidingen aan Hogeschool Utrecht.
Met deze postdocaanvraag wordt beoogd Virtual Reality (VR) in te bedden in het methodisch handelen van professionals in de jeugdhulp. Dit wordt gedaan binnen het thema hulpverlening bij conflictscheidingen dat als casus fungeert. Bij conflictscheidingen hebben ouders ernstige, vaak langdurige conflicten, waardoor kinderen (blijvend) kunnen worden beschadigd. Kenmerkend voor conflictscheidingen is dat ouders het belang van hun kinderen uit het oog verliezen en nauwelijks zien hoe kun kinderen lijden onder de situatie. Empathie is een belangrijke voorwaarde voor sociaal gedrag en dus een belangrijk element in de hulpverlening aan ouders in conflictscheidingen. Met de komst van technologie, waaronder VR, zijn er mogelijkheden om de hulpverlening te versterken. Jeugdbescherming Overijssel heeft samen met jeugdhulpaanbieders en Enliven Social Enterprise een VR simulatie ontwikkeld waarin ouders vanuit het perspectief van het kind naar de conflictsituatie kunnen kijken om vanuit daar te leren voelen, denken en handelen. VR als een krachtige vorm van ‘Perspectiefwisseling’ kan op deze manier bijdragen aan bewustwording, zelfreflectie en empathisch vermogen van ouders en (aanzetten tot) gedragsverandering. Het lukt nog niet goed om technologische tools structureel in te bedden in hulptrajecten. Dit project heeft als doel om VR te integreren in de methodische werkwijze van professionals. Ook wordt effectiviteit onderzocht en worden de voorwaarden voor implementatie in kaart gebracht. Dit onderzoeksplan is in multidisciplinair samenwerkingsverband tot stand gekomen en wordt in dit verband uitgevoerd. Deze postdoc valt binnen het strategische zwaartepunt ‘Gezondheid en Welzijn’ van Saxion, en maakt een verbinding tussen de Academies Mens & Maatschappij, Mens & Arbeid en Creatieve Technologie. In de opleiding Social Work en in de Master Health Care & Social Work wordt dit thema in modules verwerkt. Een ambitie van deze postdoc is om technologie en methodisch werken in de jeugdhulp als speerpunt in te bedden in de onderzoekslijn Jeugd van het lectoraat Social Work.