Dienst van SURF
© 2025 SURF
Het introduceren van de diaconaal verpleegkundige in kerken biedt kansen om verbindingen te leggen met zorgorganisaties en meer expliciet oog te krijgen voor zingevingsvragen en sociale verbanden van de cliënt. Het zou een welkome innovatie zijn in de christelijke zorg maar introductie dient wel zorgvuldig en context sensitief te gebeuren.
Schets: de kerk is in Nederland van een nationale identiteit geworden tot een subcultuur. Dat zie je op allerlei manieren: • getalsmatig • politiek: • maatschappelijk-cultureel: • tegelijk is er sprake van vernieuwing en verandering binnen het christendom, tal van nieuwe initiatieven enz. Uitdaging op verschillende fronten: 1. Ontwikkelen van een 'minderheidstheologie' 2. Van Maintenance / Revival naar Mission 3. Overwinnen van oude tegenstellingen 4. Hiermee hangt samen: het ontwikkelen van een onderscheidende spiritualiteit, die ons geschikt maakt voor deze holistische missie. 5. Ruim baan geven aan creatieve marges 6. Verzet tegen het nuttigheidsparadigma 7. Verstandig omgaan met andere minderheden, vooral de islam. Christenen moeten opkomen voor de rechten van hun islamitische medeburgers en mogen tegelijk heel duidelijk maken dat er fundamentele verschillen zijn. In het gesprek met anderen de spanning handhaven tussen 'dialoog' en 'missie'. Een dialoog zonder missionaire spanning maakt het christen-zijn onzichtbaar en is niets anders dan verloochening van je identiteit. Uiteindelijk levert dat ook weinig respect op in de dialoog. Uiteraard is een missie zonder dialoog ook niet de bedoeling; dat is puur fundamentalisme. Maar een christen is in dialoog met andere religies met meer bezig dan met het uitwisselen van informatie. Het appèl om te reageren op Gods uitnodiging in Jezus Christus kan niet verzwegen worden.
Klink is een kleine, pionierende geloofsgemeenschap in Veenendaal. Ze zoekt naar een interactieve invulling van gemeente-zijn. Een van de oprichter, Dirk van Schepen (verbonden aan de CHE) beschrijft de wording en het eigene van de gemeenschap. Vervolgens reflecteren Nadine van Hierden (PThU) en Sake Stoppels (CHE) op deze casus. Beide artikelen zijn gepubliceerd in Inspirare. Tijdschrift voor charismatische & evangelische theologie, jrg. 3 (2021), nr.1 als aflevering 27 in de rubriek ’Wegen tot vernieuwing. Praktijk berichten uit gemeenten en parochies.
Bij de ontwikkeling van kinderen speelt de omgeving waarin zij opgroeien en de wijze waarop zij zich verbonden voelen met hun buurt een belangrijke rol (Owens, 2004; 2016). Om als basisschool goed bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van kinderen is het van belang dat scholen de omgeving en de buurt waarin hun leerlingen opgroeien kennen en kunnen benutten voor hun onderwijs. In het bijzonder gaat het daarbij om de betekenis die deze omgeving voor hun leerlingen heeft. Voor basisscholen in wijken met een grote diversiteit aan inwoners kan de betekenis van eenzelfde omgeving voor verschillende leerlingen ook zeer verschillend zijn. Naar de wijze waarop kinderen zich verbonden voelen met de fysieke en sociale ruimte is nog weinig onderzoek gedaan (Tani, 2016). Naast inzicht in de bestaande verbinding van kinderen met hun omgeving is het voor het onderwijs belangrijk om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop kinderen in staat kunnen worden gesteld om zich te binden aan een plek en om deze plek te benutten bij hun ontwikkeling. De capability approach (Nussbaum, 2014) en een perspectief op de veerkracht van kinderen (Enthoven, 2007) bieden een kader om naar dit vraagstuk te kijken. Het onderzoek richt zich op wat het primair onderwijs kan doen om de aan de omgeving gerelateerde vermogens van kinderen te ontwikkelen. Onderwijs waarin de leefomgeving van kinderen wordt betrokken of waarin de leefomgeving op enige wijze een rol speelt kan hiertoe een middel zijn. Dit vanuit de notie dat door het ontwikkelen van een ‘sense of place’ (Dolan, 2016) de kennis, persoonlijke verbondenheid en verantwoordelijkheid voor de lokale omgeving versterkt kunnen worden. Het onderzoek zal na een verkennende fase een ontwerpgericht karakter krijgen, waarbij op onderzoeksmatige wijze materiaal wordt ontwikkeld dat bruikbaar is op basisscholen en lerarenopleidingen basisonderwijs.
In Nederland is er de laatste jaren steeds meer vraag naar duurzame mobiliteitsoplossingen, zoals deelvervoer. Dit kan helpen om de bereikbaarheid te verbeteren en de afhankelijkheid van privéauto's te verminderen, vooral in kleinere en landelijke gemeenten. Echter, veel van deze gemeenten hebben niet genoeg capaciteit om deelvervoer te implementeren en ervaren vaak weerstand van bewoners. Soms worden er proefprojecten opgezet, maar deze sluiten vaak niet goed aan bij de behoeften van de inwoners, wat leidt tot een laag gebruik en het stopzetten van deze initiatieven. Het doel van dit projectvoorstel is om een proces, tool of methode te ontwikkelen die gemeenten ondersteunt bij het aanbieden van deelvervoer. Dit gebeurt door de wensen van bewoners in kaart te brengen via enquêtes, interviews en workshops. Door bewoners bewust te maken van de voordelen van deelvervoer, zoals lagere kosten en meer vrijheid, kan het gebruik worden gestimuleerd. In landelijke gebieden is de afhankelijkheid van de auto groot, vooral omdat openbaar vervoer vaak beperkt is. Deelvervoer kan hier een oplossing bieden. De gemeente Ridderkerk is een voorbeeld waar deelauto's zijn verwijderd vanwege te weinig gebruik, maar er is nog steeds interesse in het aanbieden ervan. Het project richt zich op het verbeteren van de communicatie over de voordelen van deelvervoer, zowel voor de gemeenschap als voor individuele bewoners, en het ondersteunen van gemeenten in het implementeren ervan. Het consortium bestaat uit de TU Delft en drie MKB-bedrijven: VCCR Advies, PANEL en Ideate. Met deze unieke mix van ervaring en expertise rondom mobiliteit, vervoersadvies, gedragsverandering en bewonersparticipatie bieden wij een bewonersgerichte en geïntegreerde aanpak. De Gemeente Ridderkerk is betrokken als praktijkcase. Het project richt zich op het verbeteren van deelvervoer door bewonersparticipatie en onderzoek naar behoeften. Resultaten worden gedeeld via platforms en publicaties voor andere gemeenten.