Dienst van SURF
© 2025 SURF
Background: A meta-analysis examined differences in health-related quality of life (HRQoL) between seekers of surgical and non-surgical treatment, and non-treatment seekers, over and above differences that are explained by weight, age, and gender. Methods: Our literature search focused on the 'Impact of Weight on Quality of Life-Lite' (IWQOL-Lite) and the 'Short Form-36' (SF-36) questionnaires. Included were studies published between 1980 and April 2006 providing (pre-treatment) descriptive statistics of adult overweight or (morbid) obese persons. Excluded were elderly and ill patient groups. Results: Fifty-four articles, with a total number of nearly 100.000 participants, met the inclusion criteria. Persons seeking surgical treatment demonstrated the most severely reduced HRQoL. IWQOL-Lite scores showed larger differences between populations than SF-36 scores. After adjustment for weight, the population differences on the IWQOL disappeared. In contrast, the differences on the SF-36 between the surgical treatment seeking population and the other populations were maintained after adjustment for weight. Conclusion: The IWQOL-Lite questionnaire predominantly reflects weight-related HRQoL, whereas the SF-36 mostly reflects generic HRQoL that is determined by both weight and other factors. Our meta-analysis provides reference values that are useful when explicating or evaluating obesity-specific (IWQOL-Lite) or generic (SF-36) HRQoL, weight, and demographic characteristics of obese persons seeking or not seeking surgical or non-surgical treatment.
Factoren die mensen met overgewicht belemmeren om met een fysiek trainingsprogramma te beginnen Achtergrond: Bij overgewicht heeft lichaamsbeweging (bijvoorbeeld sportbeoefening) gunstige effecten op het behoud van gewicht(svermindering) en op verschillende aan overgewicht gerelateerde aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten en diabetes. Ook is er een gunstige invloed gevonden op de psychische gezondheid. Desondanks is de drempel om meer te gaan bewegen voor mensen met overgewicht vaak hoog. Met behulp van het gezondheidsattitude model (Health Belief Model) kan daarvoor een mogelijke verklaring worden gevonden. Dit model (zie figuur) stelt dat het overgaan tot gezondheidsgedrag, hier in het bijzonder lichaamsbeweging, wordt bepaald door: 1) de dreiging (threat) die uitgaat van de aandoening (overgewicht), 2) de waargenomen gezondheidsvoordelen (benefits) als gevolg van het uitvoeren van het nieuwe gedrag (meer lichaamsbeweging, sporten) 3) de barrières (barriers) die ondervonden worden bij gedragsverandering en 4) factoren die motiveren tot het nieuwe gedrag (cues). Doel van het onderzoek: Meer inzicht te krijgen in de psychische factoren die mensen met overgewicht motiveren of belemmeren om te gaan deelnemen aan een sportprogramma. Methode: Deelnemers waren volwassenen met een BMI van meer dan 25 kg/m2, een leeftijd tussen 18 en 65 jaar en zonder aan overgewicht gerelateerde of andere (ernstige) aandoeningen waarvoor medische behandeling noodzakelijk was. Met vragenlijsten werd de door de deelnemers ervaren ernst van het overgewicht probleem (Pictorial Representation if Illness and Self Measure, PRISM-R2), de aan overgewicht gerelateerde kwaliteit van leven (Impact of Weight on Quality of Life, IWQOL-lite) en met beweging (Physical Exercise Belief Questionnaire, PEBQ) en overgewicht (Obesity Cognition Questionnaire, OCQ) samenhangende cognities gemeten. Resultaten: De respondenten uit een sportgroep (n=58) en de groep van niet-sporters (n=58) hadden een vergelijkbare BMI, leeftijd en opleidingsniveau. Ook het gemiddelde aantal pogingen om gewicht te verliezen en de leeftijd waarop het overgewicht ontstaan was, was voor de groepen hetzelfde. Er waren echter meer vrouwen in de sportgroep en de vaders van de sporters (maar niet de moeders) hadden minder vaak overgewicht. Sporters schatten de ernst van het overgewichtprobleem groter in dan niet sporters. Wat betreft barrières om te gaan sporten was er geen verschil in schaamte en de inschatting van de eigen sportiviteit. Wel had de sportgroep minder vrees voor letsel en zag vaker gezondheidsvoordelen van sporten. Verder schreven deelnemers uit de sportgroep overgewicht minder vaak toe aan lichamelijke of erfelijke oorzaken en was men optimistischer over de prognose van het overgewicht. Er waren nauwelijks verschillen in lichamelijke klachten en kwaliteit van leven tussen beide groepen. Conclusie: Passend in het gezondheidsattitude model, 1) ervaren sporters meer dreiging (ze ervaren hun overgewicht als een groter gezondheidsprobleem), 2) zien sporters meer gezondheidsvoordelen van lichaamsbeweging, 3) ervaren zij minder barrières (angst voor letsel, pessimistische cognities over de prognose en de overtuiging dat overgewicht vooral door lichamelijke factoren bepaald wordt), maar 4) vormen fysieke klachten geen belangrijke motiverende factor voor mensen die nog geen grote gezondheidsproblemen ervaren. Zowel bij individuele contacten als in voorlichtingscampagnes waarbij mensen met overgewicht worden gestimuleerd om meer te gaan bewegen, is het belangrijk deze factoren te herkennen, bespreekbaar te maken en te behandelen zodat de instroom in sportgroepen wordt bevorderd.
Aim and method: To examine in obese people the potential effectiveness of a six-week, two times weekly aquajogging program on body composition, fitness, health-related quality of life and exercise beliefs. Fifteen otherwise healthy obese persons participated in a pilot study. Results: Total fat mass and waist circumference decreased 1.4 kg (p = .03) and 3.1 cm (p = .005) respectively. The distance in the Six-Minute Walk Test increased 41 meters (p = .001). Three scales of the Impact of Weight on Quality of Life-Lite questionnaire improved: physical function (p = .008), self-esteem (p = .004), and public distress (p = .04). Increased perceived exercise benefits (p = .02) and decreased embarrassment (p = .03) were observed. Conclusions: Aquajogging was associated with reduced body fat and waist circumference, and improved aerobic fitness and quality of life. These findings suggest the usefulness of conducting a randomized controlled trial with long-term outcome assessments.