Dienst van SURF
© 2025 SURF
Cornelis Veenhof (1902 – 1983), de vader van Jan, werd geboren in een Afgescheiden gezin in Doorn. Daar waar, naar een woord van Gerrit Achterberg, ‘godsdienst zwaar tegen de hanenbalken hangt’. Veenhof senior kon erover meepraten, hij tobde lang met de vraag naar de geloofszekerheid. Maar mede onder invloed van de in gereformeerde kringen befaamde hoofdonderwijzer A. Janse uit Biggekerke zou hij afscheid nemen van een te ver doorgevoerd ‘subjectivisme’. Janse wist daar als Zeeuw uit ondervinding ook genoeg van. In gesprek met Jan Veenhof, over wat er speelde in de bewogen geschiedeins van de Gereformeerde Kerken in Nederland en zijn duiding ervan.
Enkele punten die in deze lezing naar voren komen zijn: -Heeft het protestantisme zijn tijd gehad? -Secularisatie en subjectivering Paas spreekt over een aantal bredere culturele en maatschappelijke ontwikkelingen. Die vat hij samen onder het trefwoord secularisatie. -De gereformeerde traditie en de cultuur Hij kijkt naar de gereformeerde traditie zelf. Gereformeerden hebben zich doorgaans op twee manieren verhouden tot de samenleving. De eerste manier noemt hij de ‘oud-gereformeerde’, de tweede noemt hij de ‘nieuw-gereformeerde’. Hij vat het kort samen: gereformeerden hebben ruwweg twee houdingen paraat ten opzichte van de samenleving. De één houdt vooral verdediging in: bescherming van het christelijk karakter van Nederland, behoud van voorrechten. De wereld veranderen (= disciplineren) door de inzet van macht. De andere houdt vooral aanval in: actieve inzet voor de samenleving vanuit een christelijke inspiratie – de wereld veranderen door individueel activisme. Nu leven we in een wereld die enorm snel veranderd is – en die nog steeds snel verandert. De gereformeerde traditie staat daarmee ook onder druk. Elke traditie reageert op een eigen, unieke manier op dat soort veranderingen. -Hoe verder? Zijn er andere manieren om te reageren op de moderne tijd? Hoe komt de gereformeerde traditie verder? Paas noemt vijf agendapunten die hem belangrijk lijken.
Hierin bespreekt Paas de vraag welke mogelijkheden er zijn binnen een laat-moderne samenleving voor de gemeenschappelijke uitdrukking van een gereformeerde geloofsbeleving. Of, simpeler gezegd: is er een toekomst voor het gereformeerde kerkelijk leven en zo ja, hoe ziet die toekomst eruit? Eerst werkt hij de term „gereformeerde geloofsbeleving‟ wat verder uit en laat hij zien dat er in de gereformeerde traditie (zoals in elke traditie) een spanning te zien is tussen behoud en vernieuwing. Vervolgens bespreekt hij de vraag of er in de toekomst nog wel sprake zal zijn van een gereformeerde (kerkelijk georganiseerde) geloofsbeleving in Nederland. Dat is immers in het geheel niet vanzelfsprekend, gezien de processen van modernisering en secularisering die ook deze kerken steeds meer stempelen. Hier beschrijft hij een aantal „strategieën‟ die de gereformeerde traditie nu reeds benut om ook in de toekomst een vitaal kerkelijk leven te waarborgen. Dit kerkelijk leven zal echter altijd plaatsvinden onder bepaalde culturele voorwaarden. Die voorwaarden veranderen voortdurend. Hij noemt een aantal van die veranderingen en geef aan welke invloed die hebben op de gereformeerde traditie. Daarmee is hij aangekomen bij het laatste deel van het hoofdstuk, waarin hij beschrijft voor welke vernieuwingen gereformeerde kerken staan om onder veranderde culturele omstandigheden voluit christelijke kerken te zijn in de 21e eeuw.