Dienst van SURF
© 2025 SURF
Generation Z (Gen Z) will account for a growing proportion of the global workforce in the coming years. Therefore, it is vitally important to understand this generation’s unique perspectives and preferences regarding work. This exploratory study examines the prioritisation and desirability of Gen Z work values according to respondents’ nationality. Data for this study was collected through a survey among 1188 undergraduate students enrolled in one university each in China, Germany, the Netherlands and Thailand. ANOVA test and Tukey post-hoc analysis were used to find out the difference between the groups based on nationality. Findings indicate nationality serves as a key differentiator in work value preferences. The findings challenge the concept of a global Generation Z as only two of the measured values, learning and visible results, were found to have universal appeal across the nationality groups. Despite increased levels of global interconnectedness and accompanying crossvergence of values, the results show significant statistical differences in work values based on the respondents’ nationality. Due to the scope and explorative design of the present study, it cannot be certain that the findings are exclusively from Gen Z characteristics or influenced by other, non-cultural, variables. This study suggests there is a need for study programmes at a tertiary level to embed experiential learning components and individual study pathways in their curricula to enable students to develop realistic expectations about the workplace and their place in it. In turn, these programmes will be able to develop a competitive advantage in HE landscape. The insights gained can be leveraged by internationally oriented study programmes, such as International Business (IB), to better address Gen Z needs and expectations.
MULTIFILE
Abstract Background In the Netherlands, palliative care is provided by generalist healthcare professionals (HCPs) if possible and by palliative care specialists if necessary. However, it still needs to be clarifed what specialist expertise entails, what specialized care consists of, and which training or work experience is needed to become a palliative care special‑ist. In addition to generalists and specialists, ‘experts’ in palliative care are recognized within the nursing and medical professions, but it is unclear how these three roles relate. This study aims to explore how HCPs working in palliative care describe themselves in terms of generalist, specialist, and expert and how this self-description is related to their work experience and education. Methods A cross-sectional open online survey with both pre-structured and open-ended questions among HCPs who provide palliative care. Analyses were done using descriptive statistics and by deductive thematic coding of open-ended questions. Results Eight hundred ffty-four HCPs flled out the survey; 74% received additional training, and 79% had more than fve years of working experience in palliative care. Based on working experience, 17% describe themselves as a generalist, 34% as a specialist, and 44% as an expert. Almost three out of four HCPs attributed their level of expertise on both their education and their working experience. Self-described specialists/experts had more working experience in palliative care, often had additional training, attended to more patients with palliative care needs, and were more often physicians as compared to generalists. A deductive analysis of the open questions revealed the similarities and dis‑ tinctions between the roles of a specialist and an expert. Seventy-six percent of the respondents mentioned the impor‑tance of having both specialists and experts and wished more clarity about what defnes a specialist or an expert, how to become one, and when you need them. In practice, both roles were used interchangeably. Competencies for the specialist/expert role consist of consulting, leadership, and understanding the importance of collaboration. Conclusions Although the grounds on which HCPs describe themselves as generalist, specialist, or experts difer, HCPs who describe themselves as specialists or experts mostly do so based on both their post-graduate education and their work experience. HCPs fnd it important to have specialists and experts in palliative care in addition to gen‑eralists and indicate more clarity about (the requirements for) these three roles is needed.
This article offers an overview of 94 scientific studies (published between 2006 and 2022) to examine how young people (ages 10–36) define, consume, and evaluate news. Research on news and youth has exploded over the past decades, but what can we conclude from it, and how should journalism scholars move forward? The systematic literature review reveals that while young people remain interested in news, how they consume it has changed drastically. Social media platforms and algorithms now play a pivotal role in young people’s news consumption. Moreover, due to the overwhelming nature of today’s high-choice digital media landscape, youth engage both actively and passively with news, while sometimes exhibiting avoidance tendencies. The review also demonstrates how the impact of digitalization has reshaped young people’s ability to critically evaluate the credibility of news, often relying on social networks and technology platforms. The review concludes with a research agenda.
MULTIFILE
In tijden van toenemende culturele diversiteit en arbeidsonzekerheid hebben jongeren in Nederlandse en Duitse stadswijken grote behoefte aan richting met betrekking tot hun toekomstige leven. Ouders en leraren lijken zelf vaak te worden overweldigd door de snel veranderende wereld waarin ze leven. Naast deze veranderingen neemt het gebruik van sociale media sterk toe, waardoor de al bestaande generatiekloof nog groter wordt. Deze ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor de levensloopperspectieven van jongeren en leiden er vaak toe dat ze meer dan ooit richting zoeken bij hun leeftijdgenoten. In plaats van dit te zien als een problematische situatie, is dit project erop gericht de netwerken van jongeren te gebruiken als bron voor verbetering van de stadswijken. Het basisidee is jonge adolescenten (in de leeftijd van 12-14 jaar) te empoweren via bepaalde leeftijdgenoten die al gerespecteerd, verantwoordelijk en stabiel in het leven staan. Deze ‘homies’ (vier Nederlandse en vier Duitse jongeren) worden getraind en begeleid door experts op het gebied van oplossingsgericht denken en inspirerende communicatie. Daarna gaan de homies aan de slag in hun eigen wijk, waar ze drie maanden actief zullen zijn. De meeste communicatie met hun leeftijdgenoten zal verlopen via mobiele communicatie en sociale medianetwerken. In het begeleidende onderzoek wordt een analyse gemaakt van de leefsituatie van jongeren in de geselecteerde wijken voor en na de tussenkomst van de homies. De homies houden zelf een (mobiel) dagboek bij dat inzicht zal bieden in hoe zij zelf de veranderingen bij de jongeren in hun wijk zien.
Mensen die moeite hebben met lezen en schrijven (laaggeletterden) zijn ondervertegenwoordigd in onderzoek, waardoor een belangrijke onderzoekspopulatie ontbreekt. Dit is een probleem, omdat zorgbeleid dan onvoldoende op hun behoeften wordt aangepast. Laaggeletterden hebben vaak een lage sociaal economische positie (SEP). Mensen met een lage SEP leven gemiddeld 4 jaar korter en 15 jaar in minder goed ervaren gezondheid vergeleken met mensen met een hoge SEP. Om laaggeletterden te betrekken in onderzoek, is het o.a. nodig om onderzoek toegankelijker te maken. Dit project draagt hieraan bij door de ontwikkeling van een toolbox voor toegankelijke (proefpersonen)informatie (pif) en toestemmingsverklaringen. We ontwikkelen in co-creatie met de doelgroep toegankelijke audiovisuele materialen die breed ingezet kunnen worden door (gezondheids)onderzoekers van (zorggerelateerde) instanties/bedrijven én kennisinstellingen voor de werving voor en informatieverstrekking over onderzoek. In de multidisciplinaire samenwerking met onze partners YURR.studio, Pharos, Stichting ABC, Stichting Crowdience, de HAN-Sterkplaats en de Academische Werkplaats Sterker op eigen benen (AW-SOEB) van Radboudumc stellen we de behoeften van de doelgroep centraal. Middels creatieve sessies en gebruikerservaringen wordt in een iteratief ontwerpende onderzoeksaanpak toegewerkt naar diverse ontwerpen van informatiebrieven en toestemmingsverklaringen, waarbij de visuele communicatie dragend is. Het ontwikkelproces biedt kennisontwikkeling en hands-on praktijkvoorbeelden voor designers en grafisch vormgevers in het toegankelijk maken van informatie. Als laaggeletterden beter bereikt worden d.m.v. de pif-toolbox, kunnen de inzichten van deze groep worden meegenomen. Dit zorgt voor een minder scheef beeld in onderzoek, waardoor (gezondheids)beleid zich beter kan richten op kwetsbare doelgroepen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het verkleinen van gezondheidsverschillen.
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.