Dienst van SURF
© 2025 SURF
Wil je als gemeente of afvalinzamelaar meer te weten komen over hoe bewoners tegen het scheiden van gft-afval aankijken en ze tegelijk stimuleren hun gft (beter) te scheiden, dan is de infoquête mogelijk een interessante oplossing. Dit is een enquête en gedragsinterventie in één. De infoquête kan ingezet worden in een wijk waar gft gescheiden kan worden.
Een gedragsinterventie die kan bijdragen aan het vergroten van de gelegenheid om gft te scheiden is het aanbieden van een gft-bakje en zakjes. Maar welk soort bakje kun je het beste aanbieden aan bewoners, geef je wel of niet een keuze en hoe kun je het beste de uitgifte regelen? Deze vragen hebben wij geprobeerd te beantwoorden d.m.v. een onderzoek naar de inzet van gftbakjes in Nederland.
Om het organisch afval zoveel mogelijk waarde te geven in de context van de stad wordt een scala aan lokale oplossingen ontwikkeld, zoals lokale wormenhotels of schillenboeren die het gft aan huis ophalen. Hoewel er hiermee meer gft gescheiden en apart verwerkt wordt is echter niet goed vast te stellen hoe groot de meerwaarde hiervan is voor de maatschappij. Op dit moment is er namelijk nog geen goede meetmethode beschikbaar. Om deze waarde te kunnen beoordelen wordt in Re-Store een meetmethode ontwikkeld om de impact van deze initiatieven in te kunnen schatten.De meetmethode bestaat uit drie pijlers: milieukundige impact, economische impact en sociale impact. Het model voor de milieukundige impact wordt gebaseerd op de methodiek voor een Life Cycle Assessment. Met dit model worden de CO2-equivalenten geanalyseerd van een scenario. Daaraan gelieerd wordt voor de economische impact gebruik gemaakt van principes van de methodiek voor Life Cycle Costing. Met het economische model wordt de netto financiële waarde van een scenario geanalyseerd. Beide modellen worden echter dusdanig toegesneden en vereenvoudigd zodat ze te gebruiken zijn door non-experts.Om de sociale impact te meten worden drie indicatoren gemeten: sociale cohesie, samenwerkend participeren en educatieve ontwikkeling. Om dit te kunnen meten wordt gebruik gemaakt van een perceptiemeting. De eerste test hiermee geeft aanleiding om de indicatoren deels te heroverwegen, de methode aan te scherpen en een aanvullende methode toe te gaan passen.
Gemeenten willen weten hoe zij ervoor kunnen zorgen dat huishoudens blijvend hun afval scheiden in diverse fracties zoals papier, gft en plastic. Het gaat daarbij zowel om het verhogen van de hoeveelheid afval die gescheiden wordt, als het verlagen van de vervuiling van de gescheiden fracties. Er is al veel onderzoek verricht naar gedragsfactoren rond afvalscheiding. Toch bestaan er nog belangrijke hiaten in deze kennis, onder meer omtrent automatisch gedrag dat gedachteloos plaatsvindt. De afgelopen jaren is de aandacht vooral uitgegaan naar zogenaamde nudges die vrij geruisloos het gedrag ombuigen, zonder iets te veranderen aan de onderliggende motivatie. Mensen passen onbewust hun gedrag aan. Hierdoor blijken gedragsveranderingen niet altijd structureel verankerd te worden, omdat onderliggende waarden en motivatie niet veranderen. Een alternatief vormen interventies die het gewoontegedrag onderbreken en mensen laten reflecteren op hun gedrag (rational overrides). Door mensen te confronteren met hun eigen (milieuonvriendelijke) gedrag en te laten zien dat ze met ander gedrag een verschil kunnen maken, kan de onderliggende motivatie versterkt worden. BASSTA richt zich op deze rational overrides. Deze worden ontworpen en getest in nauwe samenwerking tussen industrieel ontwerpers en gedragspsychologen van de HvA, samen met betrokken partners. Eerst op kleine schaal en later met veldtests in geselecteerde wijken van de deelnemende gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Alphen a/d Rijn en Almere. Dit leidt uiteindelijk tot een overzicht van interventies, en hoe deze in de praktijk toegepast kunnen worden ter verbetering van de afvalscheiding. Het interdisciplinaire onderzoek richt zich op hoogbouw en gestapelde bouw, waar het verbeteren van afvalscheiding extra lastig blijkt te zijn door de beperkte ruimte voor afvalbakken en de afstand tot inzamelpunten buiten de woning. Het onderzoek wordt uitgevoerd met genoemde gemeenten, publieke instellingen op het gebied van afval (ROVA, Rijkswaterstaat, NVRD, MilieuCentraal, VVM) en gespecialiseerde adviseurs (Giraf Results, De Afvalspiegel).
CIRC B.V. heeft een prototype biovergister ontwikkeld die op kleine schaal, 50 kilogram organische afval per dag kan omzetten in groen gas, elektriciteit, warmte en hoogwaardige plantenvoeding. In dit prototype wordt als startercultuur koemest gebruikt, waardoor het drie weken duurt voordat het vergistingsproces opgestart is. Alternatieven, zoals startersculturen uit GFT installaties zijn alleen te koop als bulk materialen, waardoor leveranciers geen kleinere hoeveelheden willen leveren aan CIRC. In dit KiemGoChem project gaat de Hogeschool Utrecht in samenwerking met CIRC B.V. onderzoeken welke innovatieve starterculturen gebruikt kunnen worden en welke voorbewerkingsstap nodig is om het biovergistingsproces geschikt te maken voor organisch afval en bioplastics. Met als doel een geurloze, robuuste en betaalbare biovergister te ontwikkelen die geschikt is in de gebouwde omgeving. Kansrijke alternatieven worden getest in het laboratorium en een klantgericht strategisch businessplan wordt opgesteld. Het project wordt uitgevoerd door docenten, studenten en medewerkers van de Hogeschool Utrecht, Utrecht Science Park InnovatieLab Life Sciences & Chemistry en de startup CIRC B.V.
Een groep samenwerkende bedrijven in de regio Zundert, verenigd in VICOE (Vitale Circulaire Economie) willen hun organische reststromen aan elkaar kunnen leveren, zodat organisch restmateriaal van het ene bedrijf grondstof is voor het andere bedrijf. Hoofddoel hiervan is het krijgen van een vitale bodem en het optimaal benutten van grondstoffen. Het plan is gedegen, de praktijk weerbarstig. Dit onderzoek moet ertoe leiden dat de MKB bedrijven concrete stappen kunnen zetten in het bereiken van een vitale regionale circulaire economie. De bedrijven willen doorgroeien naar een effectiever organische keten c.q. netwerk. Hoewel verschillende productgroepen zoals GFT, maaisel, mest, snoeiafval binnen VICOE zich goed lenen voor hergebruik, is het minder fragmentarisch en op grote schaal in praktijk brengen van hergebruik van ecologische reststromen nog lastig. Veelal door beperkte facilitering van de lokale en provinciale overheden, ook tegelijkertijd ook een van de grootste afnemers van ecologische reststromen, lukt dit nog niet optimaal. Het aanpakken van deze knelpunten vereist samenwerking tussen de samenwerkende partijen in VICOE en overheden. Het project focust op het inzicht krijgen in de mogelijkheden (het HOE) van een betere samenwerking tussen (provinciale en lokale) overheden en bedrijven om de circulariteit van de organische ketens en netwerken verder te verbeteren. De praktijkvragen van de bedrijven zijn vervat in drie deelvragen: 1. Welke verdienmodellen sluiten aan bij de diverse organische reststromen (biomassa) zoals GFT (groeten, fruit en tuinafval), maaisel, mest en snoeiafval? 2. Op welke wijze wordt het beleid bij overheden (lokale en provinciale) inzake ‘bio-based’ en een gezonde bodem en leefomgeving, vormgegeven? 3. Hoe kan de samenwerking tussen bedrijven en overheden praktisch worden vorm gegeven.