Dienst van SURF
© 2025 SURF
The emergence of collaborative workspaces is a remarkable feature of contemporary cities. These spaces have appeared rapidly, catering for the locational needs of self-employed workers, start-ups and small-size companies. The objective of this paper is to provide an analysis of four categories of collaborative workspaces (accelerators, incubators, coworking spaces and FabLabs). For the case of Amsterdam, we conducted a website content analysis to assess how these spaces position and present themselves towards potential users. The empirical evidence shows that these spaces promise a variety of benefits, ranging from business development to access to social networks. This diversity illustrates the emergence of distinct work settings in an economic environment characterised by the need to work in a social environment that at the same time stimulates networking and collaboration.
The emergence of collaborative workspaces is a remarkable feature of contemporary cities. These spaces have appeared rapidly, catering for the locational needs of self-employed workers, start-ups, and small-size companies. The objective of this paper is to provide an analysis of four categories of collaborative workspaces (Accelerators, Incubators, Coworking spaces, and FabLabs). For the case of Amsterdam, we conducted a website content analysis to assess how these spaces position and present themselves towards potential users. The empirical evidence shows that these spaces promise a variety of benefits, ranging from business development to access to social networks. This diversity illustrates the emergence of distinct work settings in an economic environment characterized by the need to work in a social environment that at the same time stimulates networking and collaboration.
LINK
Over the past decade, the maker movement and in its slipstream maker education have attained worldwide popularity among educators, politicians, and the media. Makers’ enthusiasm for creative design and construction, using old and new tools has proven contagious, and is worth exploration and critical reflection by the community of engineering and technology education (ETE). This chapter describes what has been said about “making” by philosophers and educators; what maker education is, and what is new and not so new about it; why it has gained momentum; what the evidence is about its effectiveness and its possible weaknesses; and how mainstream technology education may benefit from maker education. This chapter concludes with ideas for a research agenda.
LINK
Textiel (kleding en huishoudtextiel) is na voedsel, huisvesting en transport wereldwijd de sector met grootste milieu-impact. Op wereldschaal heeft de hele wereldwijde kledingindustrie meer dan 79 miljard m3 water verbruikt (2015) en 1715 miljoen ton CO2eq-emissies en meer dan 92 miljoen ton afval gegenereerd (2017). Naar schatting kopen Europeanen meer dan 26 kg textiel per persoon per jaar en wordt er zo’n 11 kg per persoon weggegooid. Hergebruik van textiel levert enorme CO2eq, water, energie en andere besparingen op. In het kader van Europa Circulair en de Greendeal, heeft de Europese Commissie heeft in maart 2022 mededeling gedaan over een Circulaire textiel strategie waar in 2030 alle textielproducten herbruikbaar moeten zijn en voor een groot deel van hergebruikte vezels zijn gemaakt. Het project DreamWeaveFactory heeft tot doel circulaire textiel voor huishoud, interieur en technische toepassingen te ontwerpen en op industriële pilotschaal te produceren met mechanisch gerecyclede vezels en op basis van circulaire en duurzame-design principes hiervoor nieuwe business modellen te ontwikkelen. Het DreamWeaveFactory project past daarvoor circulair geïnspireerde design-principes, zoals CIRCO, toe voor het ontwerpen van nieuwe circulaire textielproducten. Ontwikkelde Fablabs en Makerspaces bieden designers mogelijkheid deze ontwerpen met gerecyclede garens als prototype te weven, te breien, te tuften en eventueel plantaardig te verven. Een nieuw te realiseren unieke opgeschaalde Makerspace-Max met industriële weef en tuft machines geeft ontwerpers en deelnemende MKB-partners de mogelijkheid de duurzame ontwerpen op grotere schaal en seriematig te produceren. Nieuwe circulaire businessmodellen dragen bij aan het ontstaan van een duurzame textielsector met lage of geen milieu-effecten.
Textiel (kleding en huishoudtextiel) is na voedsel, huisvesting en transport wereldwijd de sector met grootste milieu-impact. Op wereldschaal heeft de hele wereldwijde kledingindustrie meer dan 79 miljard m3 water verbruikt (2015) en 1715 miljoen ton CO2eq-emissies en meer dan 92 miljoen ton afval gegenereerd (2017). Naar schatting kopen Europeanen meer dan 26 kg textiel per persoon per jaar en wordt er zo’n 11 kg per persoon weggegooid. Hergebruik van textiel levert enorme CO2eq, water, energie en andere besparingen op. In het kader van Europa Circulair en de Greendeal, heeft de Europese Commissie heeft in maart 2022 mededeling gedaan over een Circulaire textiel strategie waar in 2030 alle textielproducten herbruikbaar moeten zijn en voor een groot deel van hergebruikte vezels zijn gemaakt. Het project DreamWeaveFactory heeft tot doel circulaire textiel voor huishoud, interieur en technische toepassingen te ontwerpen en op industriële pilotschaal te produceren met mechanisch gerecyclede vezels en op basis van circulaire en duurzame-design principes hiervoor nieuwe business modellen te ontwikkelen. Het DreamWeaveFactory project past daarvoor circulair geïnspireerde design-principes, zoals CIRCO, toe voor het ontwerpen van nieuwe circulaire textielproducten. Ontwikkelde Fablabs en Makerspaces bieden designers mogelijkheid deze ontwerpen met gerecyclede garens als prototype te weven, te breien, te tuften en eventueel plantaardig te verven. Een nieuw te realiseren unieke opgeschaalde Makerspace-Max met industriële weef en tuft machines geeft ontwerpers en deelnemende MKB-partners de mogelijkheid de duurzame ontwerpen op grotere schaal en seriematig te produceren. Nieuwe circulaire businessmodellen dragen bij aan het ontstaan van een duurzame textielsector met lage of geen milieu-effecten.
Het onderwijs erkent het belang van de ‘21st century skills’ – denk daarbij aan technische vaardigheden, creatief denken, en sociale vaardigheden. Om deze skills in combinatie te leren, beoefenen en ontwikkelen maken scholen vaak gebruik van fablabs, die in toenemende mate een onderdeel uitmaken van het aanbod van openbare bibliotheken. De crux van het koppelen van onderwijs in 21st century skills aan fablabs bij bibliotheken zit hem vooral in het ontwikkelen en afstemmen van activiteiten en programma’s in het onderwijs aan de vraagkant en bij de bibliotheek aan de aanbodkant. Belangrijk daarbij is dat de activiteiten op school en bij de bibliotheek goed op elkaar aansluiten en elkaar versterken. Dit onderzoek richt zich op het inventariseren van de mogelijkheden en kansen om de behoefte vanuit het onderwijs aan het aanbod van de bibliotheken te verbinden. Hoe kunnen (basis)scholen en bibliotheken het bezoek van schoolklassen aan een fablab zo voorbereiden en vormgeven dat het een (blijvende, structurele) bijdrage levert aan de ontwikkeling van 21st century skills van de leerlingen? Beoogde resultaten van het onderzoek en doorwerking: 1. In kaart brengen hoe tegenwoordig basisscholen voor de ontwikkeling van 21st century skills bij leerlingen gebruik maken van fablabs bij Nederlandse bibliotheken (programma’s, activiteiten) 2. In kaart brengen hoe de vraag van basisscholen voor de ontwikkeling van 21st century skills en het aanbod van fablabs bij bibliotheken nog intensiever verweven kan worden (intenties, plannen) 3. Aanduiden waar kennis en informatie omtrent het gebruik van fablabs bij bibliotheken voor de ontwikkeling van 21st century skills lijkt te ontbreken, welke kennis/informatie elders te vinden is en welke kennis/informatie nog te ontwikkelen dient te worden De uitkomsten van het onderzoek worden in een roadmap samengevat voor het leren van 21st century skills door makeronderwijs in het basisonderwijs en in fablabs bij bibliotheken.