Verslag van de in de openbare les aangekondigde vijf 'kritische dialogen'. Die dialogen leveren (iets als) een agenda op voor de komende jaren, waarbij het voeren van 'de dialoog' zelf ook als agendapunt genoteerd kan worden! Bij wijze van agenda laat ik zien hoe kunst - voorbij therapie - als breekijzer kan werken in het zichtbaar maken van mensen die te vaak over het hoofd worden gezien. In een tijd dat de overheid tot zorgzaamheid verplicht op straffe van verlies van uitkering, lijkt een pleidooi voor burgervriendschap voor sommigen ongepast. Toch doen we het, als uitnodiging, omdat het kans geeft op vervulling van gewenste, betekenisvolle rollen - aan beide zijden! Bewonersgestuurde initiatieven maken naast sociale ook economische aansluiting mogelijk en daarmee een inclusievere economie. Net als 'de normaalste zaak' en net als bewegingen die de hele economie op een andere leest willen schoeien. Alles om het beste van iemands mogelijkheden waar te laten worden. Er zijn teveel schrijnende voorbeelden van uitsluiting en discriminatie op basis van etniciteit, huidskleur, geloof, aandoening, beperking, armoede, status (het niet hebben van papieren). In alle gevallen is radicale aansluiting (presentie) aan de orde op allerlei niveaus, maar zeker ook op dat van zorg en welzijn. Aansluiting houdt ook in oog hebben voor de maatschappelijke context die uitsluiting bestendigt. Aansluiting betekent ook naast mensen gaan staan, als professional, als burger, als overheid en niet meegaan met de taboeïsering van kwetsbaarheid, omdat dat de kwetsbaarheid van mensen in kwetsbare posities alleen maar verergert. Zonder voorbij te gaan aan de fricties en ongemakkelijkheden vaart Kwartiermaken tussen talent en kwetsbaarheid een eigen koers met een radicale verwelkoming van diversiteit
De populatie in onze grote steden diversifieert in hoog tempo. Stedelijk beleid geeft steeds vaker erkenning aan deze diversiteit waardoor diensten zich steeds opener en inclusiever opstellen. Etniciteit, leeftijd, fysieke of mentale beperking, gender of armoede zouden in theorie geen barrière meer mogen vormen om te participeren in de stad. Professionals op het gebied van cultuureducatie die in stedelijke contexten werkzaam zijn, krijgen binnenschools en buitenschools rechtstreeks te maken met deze toenemende diversiteit. Op de werkvloer zorgt deze maatschappelijke opgave echter voor lastige uitdagingen. Sociale en inclusievaardigheden zijn daarom deel gaan uitmaken van het competentieprofiel van de kunsteducator van vandaag. De kunstvakopleidingen Docent Muziek (DoMu) en Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (DBKV) van de Hanzehogeschool die studenten opleidt om als kunsteducator aan de slag te gaan willen deze competenties intensiever, actueler en werkveldgetrouwer gaan faciliteren in hun onderwijs door een bestaande leeromgeving te gaan verrijken. De verrijking bestaat uit het op een intensievere, werkveldgetrouwere en actuelere manier faciliteren van inclusievaardigheden in bestaande studieonderdelen. Aanvullend en overkoepelend zal een zogenaamd innovatie-atelier worden gevormd door studenten, docenten, onderzoekers en werkveld. Het innovatie-atelier wil verdieping en actualiteit aanbrengen en innovatie aanjagen in het meerstemmig denken en handelen van studenten die in een stedelijke context opereren.Het onderzoek focust zich op de effecten van het innovatie-atelier op studenten. De concrete opbrengsten bestaan uit een open access proces- en werkvormbeschrijving van de verrijkte leeromgeving in het bijzonder bedoeld voor City Deal Kennis Maken partners, een vakinhoudelijk artikel over (het leren over) meerstemmige kunsteducatie, een openbaar disseminatieseminar en een verkenning van inbedding van het innovatie-atelier in de betrokken opleidingen.
De populatie in onze grote steden diversifieert in hoog tempo. Stedelijk beleid geeft steeds vaker erkenning aan deze diversiteit waardoor diensten zich steeds opener en inclusiever opstellen. Etniciteit, leeftijd, fysieke of mentale beperking, gender of armoede zouden in theorie geen barrière meer mogen vormen om te participeren in de stad. Professionals op het gebied van cultuureducatie die in stedelijke contexten werkzaam zijn, krijgen binnenschools en buitenschools rechtstreeks te maken met deze toenemende diversiteit. Op de werkvloer zorgt deze maatschappelijke opgave echter voor lastige uitdagingen. Sociale en inclusievaardigheden zijn daarom deel gaan uitmaken van het competentieprofiel van de kunsteducator van vandaag. De kunstvakopleidingen Docent Muziek (DoMu) en Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (DBKV) van de Hanzehogeschool Groningen die studenten opleiden om als kunsteducator aan de slag te gaan willen deze competenties intensiever, actueler en werkveldgetrouwer gaan aanspreken in hun onderwijs door een bestaande leeromgeving te verrijken. De verrijking bestaat uit het gericht ontwikkelen van inclusievaardigheden in bestaande studieonderdelen (stages en een werkveldactiviteit). Aanvullend en overkoepelend wordt een zogenaamd innovatie-atelier gevormd door studenten, docenten, onderzoekers en werkveld. Het innovatie-atelier brengt verdieping en actualiteit aan, en jaagt innovatie aan in het meerstemmig denken en handelen van studenten die in een stedelijke context opereren.
In Nederland leven bijna 25.000 kinderen en jongeren in een pleeggezin of gezinshuis, omdat zij uit huis geplaatst zijn. Deze uithuisplaatsing is voor kwetsbare kinderen een grote verandering, waarbij ze in een nieuwe gezinsvorm met een eigen cultuur en gewoonten, maar ook vaak andere levensbeschouwing terechtkomen. Het blijkt voor zowel het welzijn van kinderen als het slagen van de plaatsing van groot belang dat de pleeg- of gezinshuisouders goed samenwerken met de biologische ouders. Ondanks het feit dat pleeg- en gezinshuisouders worden ondersteund door onder meer hbo-geschoolde sociaal werkers, worden veel plaatsingen ongepland en voortijdig afgebroken (‘breakdown’). Er wordt geprobeerd dit te voorkomen door bij de plaatsing te selecteren op overeenkomsten in bijvoorbeeld de levensbeschouwing van gezin van herkomst en het pleeggezin of gezinshuis (‘matching’). Echter, door een tekort aan pleeg- en gezinshuisouders is dit vaak niet haalbaar. Overigens is er geen empirische evidentie dat overeenkomsten in etniciteit, cultuur of levensbeschouwing leiden tot succesvollere plaatsingen. Dit betekent dat sociaal werkers de taak hebben om pleeg- en gezinshuisouders te ondersteunen in het omgaan met levensbeschouwelijke verschillen en spanningen die ze ervaren in de opvoeding van het uit huis geplaatste kind. Dit onderzoek beoogt 1) inzicht te geven in de levensbeschouwelijke spanningen die kunnen ontstaan bij de opvoeding van een uit huis geplaatst kind en 2) op basis van literatuurstudie en kwalitatief onderzoek te komen tot richtlijnen in de begeleiding van pleeg- en gezinshuisouders, die 3) met behulp van een praktisch-educatief instrument in de opleiding kunnen worden aangeboden. Zo wordt de sociaal werker toegerust om (professionele) pleegouders te begeleiden in het omgaan met diversiteit in het belang van de levensbeschouwelijke identiteitsvorming en welzijn van het kind.