Dienst van SURF
© 2025 SURF
Cervical dystonia is the most frequent form of focal dystonia. Symptoms often result in pain and functional disability. Local injections of botulinum neurotoxin are currently the treatment of choice for cervical dystonia. Although this treatment has proven effective and is widely applied worldwide, many issues still remain open in the clinical practice. We performed a systematic review of the literature on botulinum toxin treatment for cervical dystonia based on a question-oriented approach, with the aim to provide practical recommendations for the treating clinicians. Key-questions from the clinical practice were explored. Results suggest that while the beneficial effect of botulinum toxin treatment on different aspects of cervical dystonia is well established, robust evidence is still missing concerning some practical aspects, such as doseequivalence between different formulations, optimal treatment intervals, treatment approaches, and the use of supportive techniques including electromyography (EMG) or ultrasounds. Established strategies to prevent or manage common side effects (including excessive muscle weakness, pain at injection site, dysphagia) and potential contraindications to this treatment (pregnancy and lactation, use of anticoagulants, neurological comorbidities) should also be further explored.
This study investigated temporal changes in movement strategy and performance during fatiguing short-cycle work. Eighteen participants performed six 7-min work blocks with repetitive reaching movements at 0.5 Hz, each followed by a 5.5-min rest break for a total duration of 1 h. Electromyography (EMG) was collected continuously from the upper trapezius muscle, the temporal movement strategy and timing errors were obtained on a cycle-to-cycle basis, and perceived fatigue was rated before and after each work block. Clear signs of fatigue according to subjective ratings and EMG manifestations developed within each work block, as well as during the entire hour. For most participants, timing errors gradually increased, as did the waiting time at the near target. Changes in temporal movement strategy were negatively correlated with changes in the level and variability of EMG, suggesting that an adaptive temporal strategy offset the development of unstable motor solutions in this fatiguing, short-cycle work.Practitioner Summary: Sustained performance of operators is essential to maintain competitiveness. In this study of repetitive work, participants gradually changed their temporal movement strategy, for possibly alleviating the effects of fatigue. This suggests that in order to effectively counteract fatigue and sustain performance, industrial production should allow extensive spatial and temporal flexibility.
CC-BY Applied Ergonomics, 2021, March https://www.journals.elsevier.com/applied-ergonomics Purpose: To analyze progression of changes in kinematics and work physiology during progressive lifting in healthy adults.Methods: Healthy participants were recruited. A standardized lifting test from the WorkWell Functional Capacity Evaluation (FCE) was administered, with five progressive lifting low series of five repetitions. The criteria of the WorkWell observation protocol were studied: changes in muscle use (EMG), heart rate (heart rate monitor), base of support, posture and movement pattern (motion capture system). Repeated measures ANOVA’s were used to analyze changes during progressive workloads.Results: 18 healthy young adults participated (8 men, 10 women; mean age 22 years). Mean maximum weight lifted was 66 (±3.2) and 44 (±7.4) kg for men and women, respectively. With progressive loads, statistically significant (p < 0.01) differences were observed: increase in secondary muscle use at moderate lifting, increase of heart rate, increase of base of support and movement pattern changes were observed; differences in posture were not significant.Conclusions: Changes in 4 out of 5 kinematic and work physiology parameters were objectively quantified using lab technology during progressive lifting in healthy adults. These changes appear in line with existing observation criteria.
MULTIFILE
Aaltjes: automatisch classificeren en tellen. Agrariërs laten bodemmonsters analyseren op onder meer aanwezigheid van aaltjes. Deze bodemanalyse is voor agrariërs cruciaal om de bodemgezondheid- en vruchtbaarheid vast te stellen maar behelst een grote kostenpost. Het identificeren, analyseren en tellen van aaltjes (nematoden) in een bodemmonster geschiedt in een gespecialiseerd laboratorium. Dit is tijdrovend, specialistisch en seizoensgebonden werk. Het tellen- en analyseren van aaltjes is mensenwerk en vergt training en ervaring van de laborant. Daarnaast hebben de laboratoria te maken met personeelstekort en de laboranten met sterk fluctuerende werkdruk. Derhalve is het speciaal voor dit project opgerichte samenwerkingsverband tussen Fontys GreenTechLab, ROBA Laboratorium en CytoSMART voornemens om een oplossing te ontwikkelen voor het automatisch classificeren en tellen van aaltjes. Dit project richt zich op de ontwikkeling van een proof of concept van een analysescanner. Het werk van de laboranten wordt grotendeels geautomatiseerd waarbij door de scanner de bodemmonsters middels toepassing van deep learning en virtual modeling kan worden geanalyseerd. Daarmee wordt beoogd een oplossing te bieden waarmee het personeelstekort wordt tegengegaan, de werkdruk kan worden verlaagd, mensenwerk wordt geautomatiseerd (waardoor de kans op fouten wordt verkleind) en de kosten voor agrariërs worden verlaagd.
De ambitie is het ontwikkelen van een toegespitste homogeniserende egalisatiemachine inclusief een in de grond flexibel in te bouwen sensorisch meetsysteem voor het implementeren van een innovatieve meetopstelling in het Aeres Innovation Centre (Bodem Band Bassin). In het Bodem Band Bassin wordt in kaart gebracht welke bodemdruk ontstaat door banden- of trackkeus en band/track afstelling bij inzet van machines en werktuigen. Essentie bij onderzoek in het BBB is het preventief zoeken naar de mogelijkheden om de ondergrondverdichting te minimaliseren. Dit stimuleert duurzaam bodembeheer in de landbouw en maakt ondernemers bewust van hoe de afstelling tussen bandformaat, bandafstelling, gewicht werktuig en bodemgesteldheid op elkaar afgestemd kunnen worden. In dit project wordt een, eerder zelf ontwikkelt, sensorisch meetsysteem doorontwikkeld en toepasbaar gemaakt voor vertalingen naar praktijksituaties. Na één test is de bodem in het bassin verstoord en daarom moet na elke meting de voorgaande bodemsituatie hersteld worden. Daarvoor wordt in dit project via een morfologische analyse een werktuigbouwkundig constructieplan ontwikkeld zodat na afronding van dit project een dergelijke homogeniserende egalisatiemachine gebouwd kan worden. De essentie van de onderzoeksvraag van dit project ligt in het uitwerken van de zelf ontwikkelde meetopstelling en daarbij gebruik maken van bestaande kennis rondom band- en sensortechniek en bodemkunde. Door de meetopstelling en het egalisatiewerktuig op de tekentafel samen met de telers en mechanisatiebedrijven door te ontwikkelen in een praktijksetting vergroten we het inzicht in de (on)mogelijkheden van deze toepassing en kunnen we een innovatie ontwikkelen die nauw aansluit op de wens van telers zo min mogelijk bodemdruk te veroorzaken. Het ultieme doel is om ondergrondverdichting in de landbouw een halt toe te roepen. Op basis van dit project wordt een groter onderzoeksvoorstel geschreven waar de lectoraten Precisielandbouw (Aeres), Duurzaam Bodembeheer (Aeres) en Mechatronica (Saxion) samen het initiatief in nemen.
CIRC B.V. heeft een prototype biovergister ontwikkeld die op kleine schaal, 50 kilogram organische afval per dag kan omzetten in groen gas, elektriciteit, warmte en hoogwaardige plantenvoeding. In dit prototype wordt als startercultuur koemest gebruikt, waardoor het drie weken duurt voordat het vergistingsproces opgestart is. Alternatieven, zoals startersculturen uit GFT installaties zijn alleen te koop als bulk materialen, waardoor leveranciers geen kleinere hoeveelheden willen leveren aan CIRC. In dit KiemGoChem project gaat de Hogeschool Utrecht in samenwerking met CIRC B.V. onderzoeken welke innovatieve starterculturen gebruikt kunnen worden en welke voorbewerkingsstap nodig is om het biovergistingsproces geschikt te maken voor organisch afval en bioplastics. Met als doel een geurloze, robuuste en betaalbare biovergister te ontwikkelen die geschikt is in de gebouwde omgeving. Kansrijke alternatieven worden getest in het laboratorium en een klantgericht strategisch businessplan wordt opgesteld. Het project wordt uitgevoerd door docenten, studenten en medewerkers van de Hogeschool Utrecht, Utrecht Science Park InnovatieLab Life Sciences & Chemistry en de startup CIRC B.V.