Dienst van SURF
© 2025 SURF
Compared to macroeconomic factors, the financial situation of the individual may provide better insight into the relationship between debt and crime. However, the relationship between debt and crime is still unclear and little is known about the causality of this relationship and the factors that influence it. To obtain more insight into this relationship, a systematic and scoping literature review was conducted. Five articles were analyzed in the systematic review, and 24 articles in the scoping review. The results of the systematic review show a strong association between debt and crime whereby debt is a risk factor for crime, especially for recidivism and regardless of the type of crime, and crime is a risk factor for debt. The scoping review provided additional and in-depth insight, and placed the results of the systematic review in a broader perspective. Moreover, it emphasized the prevalence of debt among offenders, regardless of age, and identified the factors that influence the relationship between debt and crime.
New technologies will allow Crime Scene Investigators (CSIs) in the near future to analyse traces at the crime scene and receive identification information while still conducting the investigation. These developments could have considerable effects on the way an investigation is conducted. CSIs may start reasoning based on possible database-matches which could influence scenario formation (i.e. the construction of narratives that explain the observed traces) during very early phases of the investigation. The goal of this study is to gain more insight into the influence of the rapid identification information on the reconstruction of the crime and the evaluation of traces by addressing two questions, namely 1) is scenario formation influenced from the moment that ID information is provided and 2) do database matches influence the evaluation of traces and the reconstruction of the crime. We asked 48 CSIs from England to investigate a potential murder crime scene on a computer. Our findings show that the interpretation of the crime scene by CSIs is affected by the moment identification information is provided. This information has a higher influence on scenario formation when provided after an initial scenario has been formed. Also, CSIs seem to attach great value to traces that produce matches with databases and hence yield a name of a known person. Similar traces that did not provide matches were considered less important. We question whether this kind of selective attention is desirable as it may cause ignorance of other relevant information at the crime scene.
Highlights•Crime scene investigations are accompanied by cognitive challenges.•Introducing technologies at crime scenes requires research into the human factor.•Mobile technologies can impede the investigation without studying the impact.
Every year the police are confronted with an ever increasing number of complex cases involving missing persons. About 100 people are reported missing every year in the Netherlands, of which, an unknown number become victims of crime, and presumed buried in clandestine graves. Similarly, according to NWVA, several dead animals are also often buried illegally in clandestine graves in farm lands, which may result in the spread of diseases that have significant consequences to other animals and humans in general. Forensic investigators from both the national police (NP) and NWVA are often confronted with a dilemma: speed versus carefulness and precision. However, the current forensic investigation process of identifying and localizing clandestine graves are often labor intensive, time consuming and employ classical techniques, such as walking sticks and dogs (Police), which are not effective. Therefore, there is an urgent request from the forensic investigators to develop a new method to detect and localize clandestine graves quickly, efficiently and effectively. In this project, together with practitioners, knowledge institutes, SMEs and Field labs, practical research will be carried out to devise a new forensic investigation process to identify clandestine graves using an autonomous Crime Scene Investigative (CSI) drone. The new work process will exploit the newly adopted EU-wide drone regulation that relaxes a number of previously imposed flight restrictions. Moreover, it will effectively optimize the available drone and perception technologies in order to achieve the desired functionality, performance and operational safety in detecting/localizing clandestine graves autonomously. The proposed method will be demonstrated and validated in practical operational environments. This project will also make a demonstrable contribution to the renewal of higher professional education. The police and NVWA will be equipped with operating procedures, legislative knowledge, skills and technological expertise needed to effectively and efficiently performed their forensic investigations.
Ambtenaren openbare orde en veiligheid spelen een centrale rol in de zorg voor maatschappelijke veiligheid. Hun focus ligt van oudsher op de preventie van slachtofferschap van veelvoorkomende criminaliteit (zoals diefstal, vernielingen en vandalisme) en high impact crime (zoals woninginbraak, overvallen en straatroven) binnen hun verzorgingsgebied. Intussen heeft de digitalisering van de samenleving een ongeëvenaarde gelegenheid voor criminaliteit gecreëerd. De totale maatschappelijke schade van cybercrime werd voor 2018 op 10 miljard euro geschat (1% van BNP). Uit cijfers van het CBS blijkt dat tussen 2012 en 2018 het slachtofferschap van hacken zelfs hoger lag dan dat van fietsendiefstal. Nederlandse gemeenten hebben cybercrime in de afgelopen twee jaar dan ook breed als beleidsprioriteit omarmd. Maar in de vertaling van deze beleidsprioriteit naar concrete acties gaat het mis. Duidelijk is dat de ambtenaren openbare orde en veiligheid een taak voor zichzelf zien in de preventie van cybercrime, maar waar te beginnen? In dit project bundelen professionals uit twaalf gemeenten en vier regionale veiligheidsnetwerken hun slagkracht met onderzoekers van twee hogescholen en het NSCR voor de cyberweerbaarheid van de samenleving. De hoofdvraag van dit project luidt: Met welke interventies kunnen ambtenaren openbare orde en veiligheid de cyberweerbaarheid van burgers en bedrijven binnen hun gemeente vergroten? Middels actieonderzoek werken professionals van gemeenten en regio’s samen met onderzoekers aan het verbeteren van bestaande en het ontwikkelen van nieuwe interventies. Daarbij verscherpen zij hun beeld van de omvang en achtergronden van slachtofferschap van cybercrime. Ook onderzoeken zij achtergronden en verklaringen voor het risicobewustzijn en preventief gedrag onder doelgroepen. Deze inzichten worden in verschillende iteraties aangevuld met effectstudies, om tot een set beproefde interventies te komen waarmee de cyberweerbaarheid van burgers en bedrijven zal toenemen.
Net als in het boek van Dan Brown, de ‘Da Vinci Code’, is de politie altijd op zoek naar aanwijzingen die naar de dader kunnen leiden. Waar in het boek allerlei cryptische symbolen en codes verborgen achtergelaten worden als aanwijzingen, zal in de praktijk bij forensisch onderzoek van de politie of het NFI, sporen gevonden moeten worden op een plaats delict. Het onderwerp van dit projectvoorstel, DaVinciQD, ligt op het dateren van een van dat soort sporen, namelijk vingersporen. Er wordt standaard in forensisch onderzoek naar vingersporen gezocht en indien gedetecteerd en veiliggesteld, worden zij ter plaatse of in het forensisch lab onderzocht en vervolgens vergeleken met een grote databank. Relevant is het om te bepalen of een vingerspoor afkomstig is van de dader en dus relevant voor het forensisch onderzoek. Om dit te bepalen is het niet alleen noodzakelijk om een vingerafdruk zichtbaar te maken en te koppelen aan een persoon, maar ook om deze te kunnen relateren aan het tijdsframe van het gepleegde misdrijf. Daarom de vraag om een methode te ontwikkelen die in staat is om vingerafdrukken te dateren. Het bepalen van het moment van achterlaten van een vingerspoor is cruciaal enerzijds om te bepalen of deze relevant is voor het lopende onderzoek, maar ook in de context van bewijsvoering en een eventuele veroordeling van een dader. Een consortium bestaande uit de onderzoeksgroepen Advanced Forensic Technology en NanoBio van Saxion, het Nederlands Forensisch Instituut, de Nationale Politie, de Universiteit Twente en enkele private bedrijven, zal een methode ontwikkelen om met behulp van quantum dots de datering van vingersporen mogelijk maken. De methode zal niet alleen in het lab, maar ook in de praktijk van de forensisch onderzoeker getest en gevalideerd worden.