Dienst van SURF
© 2025 SURF
© 2025 SURF
In dit essay onderzoeken we in hoeverre corona zorgde voor een ideologische tweedeling en werkte als contrastvloeistof die bestaande ongelijkheden zichtbaarder maakte. We nemen hierbij de coronavaccinatie als casus. We gaan in op de motieven van de ongevaccineerde minderheid: in hoeverre vormen zij een homogene groep tegenover de gevaccineerde meerderheid? Daarna bespreken we de achtergrondkenmerken van gevaccineerden en ongevaccineerden: is er sprake van een nieuwe scheidslijn of volgt de vaccinatiekloof bestaande scheidslijnen? Tot slot kijken we vooruit: wat kunnen we van de opgedane ervaringen leren bij het omgaan met tegenstellingen tussen sociale groepen, nu en in de toekomst?
MULTIFILE
Circa twee jaar na het afkondigen van de ‘intelligent lockdown’, organiseerde het departement Sociologie van Tilburg University in samenwerking met Radboud University en Utrecht University/NSCR een symposium waarbij de sociologische bevindingen naar de gevolgen van de COVID-19 pandemie werden besproken. Deze powerpoint presentatie geeft inzicht in de beweegredenen van vaccinatieweigeraars en biedt handelingsopties voor beleidsmakers en professionals.
Interview met Jackie Middeldorp (kenniskring GGZ- Verpleegkunde) verschenen op site van V&VN. Onderwerp: een rookvrije omgeving in de verslavingszorg.
LINK
Conclusie : Vertaald naar het nu kan gesteld worden dat het Europese erfgoed in het spirituele en culturele “Europese DNA” zit en dus niet aan actualiteit heeft ingeboet. Zo zijn de Griekse en Romeinse traditie en de Joods‐Christelijke wortels voor altijd terug te vinden in de oorsprong en ontwikkeling van ons onderwijs‐, rechts‐ en zorgsysteem. Schuman zag dit als de raison d’être28 van de Europese eenwording. Effectieve solidariteit tussen burgers en staten, een solidariteit geuit in concrete realiteiten was het motto van de eenwording en zou dit vanwege het blijvende karanter van het erfgoed ook nu nog zijn. Het actualiseren van het effectieve solidariteitsprincipe volgens Schuman zou niet ophouden bij Europa, maar zich uitstrekken tot buiten de Europese grenzen, omdat de menselijke waardigheid, kernbegrip van het spirituele erfgoed, aan het hele project ten grondslag ligt. Dit betekent het meewerken aan de opbouw van staten ook buiten Europa die het nodig hebben en in de mate dat ze het nodig hebben overeenkomstig het subsidiariteits‐ en solidariteitsprincipe om een menswaardig bestaan mogelijk te maken en te bestendigen, onrecht en armoede, de oorzaken van geweld, uit de wereld te helpen. Het zal in meer of mindere mate het openbreken van bestaande economische, politieke en culturele structuren met zich meebrengen, zoals de Schuman Verklaring dat indertijd heeft gedaan voor het Europese continent. Iets soortgelijks lijkt in zijn visie nu op wereldschaal nodig te zijn. De EU zou bij het volgen van Schumans denktrant, zich langzaam maar zeker open moeten stellen en in moeten zetten voor een steeds rechtvaardiger structuur van de boven‐continentale oftewel supra‐continentale, internationale orde die steeds meer vrede en veiligheid zal waarborgen, om niet te vervallen in een EU egocentrisme dat op den duur zowel de EU als de landen en continenten buiten Europa niet langer verdragen. In die zin zijn de huidige crises alarmsignalen die aangeven dat er een fundamentele paradigmashift gemaakt moet worden waarin de mens als persoon weer centraal komt te staan en solidariteit vandaaruit doordringt in economische, politieke en sociale structuren. Het globaliseren van de “sacraliteit van de menselijke waardigheid”. Tegelijkertijd blijft de rol van de mens, gemeente, regio en staat van essentieel belang, evenals die van het continent, zoals ook blijkt uit de volgende afsluitende citaten van Schuman: “Volgens onze opvatting is het Europese beleid totaal niet in strijd met het vaderlandslievend ideaal dat we allen delen [...] de natie vervult een belangrijke rol voor zijn eigen burgers , maar heeft ook, en in even grote mate, een rol tegenover de andere landen. Het kan zich daarom niet in de eerste van deze twee rollen terugtrekken. [...]
Natuurlijk is de familie een griezelige en gevaarlijke metafoor voor de natiestaat. Maar laten we haar toch eens uitproberen. Is een dubbele nationaliteit dan niet vergelijkbaar met loyaliteit aan vader én aan moeder? En willen alle kinderen niet dat pa en ma samen gelukkig zijn?
Lectoraat Duurzaam HRM: Werk Mijn opa heb ik niet gekend. Ik vraag me af wat mijn opa zou hebben gezegd als hij hoorde van het lectoraat Duurzaam HRM. Hè, wat, duurzaam HRM? En ook: Hè lectoraat? Wat is dát dan? Er is in de afgelopen vier decennia veel veranderd, zowel op het vlak van werk, van HRM, alsook van duurzaam HRM. Maar ook lector en lectoraat zijn vrij nieuwe termen. Nu hoef je niet onder een steen te hebben geleefd om niet (volledig) aan de recente ideeën en trends rondom deze termen te zijn aangehaakt. Als verse lector Duurzaam HRM & leiderschap ga ik hier in de komende blogs meer over vertellen. In deze blog starten we met werk. Okay opa, eerst maar eens over werk. Het meest saillante kenmerk van werk in deze moderne tijd is de veronderstelling dat werk zou moeten bijdragen aan het geluk van de mens. Deze overtuiging is niet van alle tijden, zoals Alain De Botton treffend in Ode aan de Arbeid beschreef. Hoewel werk altijd al een prominente rol in samenlevingen heeft gespeeld, is de identificering die men tegenwoordig heeft met werk typerend voor het post-moderne tijdsgewricht. Het is bij een eerste ontmoeting tussen mensen dan ook vaak de eerste vraag die men stelt: Wat doe jij voor werk? Het gaat dan niet om wie die ander is, of welke interesses of afkomst die ander heeft. Zo is het niet altijd geweest. Ten tijde van Aristoteles ontpopte de mentaliteit van de onverenigbaarheid van werk en voldoening. Financiële nood maakte de mens tot een gelijke van een slaaf of dier. Arbeid zou tot psychische deformaties leiden. Dat werd ruim twee millennia het algemeen gedachtegoed over werk. Pas in de Renaissance, en vooral halverwege de 18e eeuw vinden we lofzangen op praktische werkzaamheden en daaraan gekoppelde bekwaamheden. Significante bijdrage in deze is de Encyclopédie van Diderot en d’Alembert waarin de vloer werd aangeveegd met de lofzang op de vrije kunsten als doelloze liefhebberijen van dilettanten. Door de bourgeoisie werden de genoegens opgeëist die ooit de aristocratie toebehoorden zoals vrijheid, trots, geluk, kortom het welbevinden van de mens door bezoldigd werk. Dus, waar werk voorheen eeuwenlang niet kon samengaan met geluk en vreugde, zo leek voortaan het bestaan zónder werk onmogelijk tot geluk te kunnen leiden. Mijn opa was zelf een product van zíjn tijd: hij was ingenieur en lid van de directie van de Nederlandse Maatschappij voor de Walvisvaart N.V. Indertijd werd hij getypeerd als de motor achter het in de vaart brengen van de eerste en tweede Willem Barendsz om Nederlands schrale vetpot na de Tweede Wereldoorlog te verbeteren. Ai, de walvisvaart: voor mij, als product van míjn tijd én vegetariër, een pijnlijk punt. Echter, de walvisvaart was na de tweede wereldoorlog het symbool van de herrijzende natie geworden. Zie hier in twee generaties tijd een mindgap van jewelste ten aanzien van werk. En die veranderingen gaan maar door. De veranderingen gaan ook steeds sneller. Dientengevolge heeft ook het werk zelf zich in ruim anderhalve eeuw getransformeerd. Veel beroepen van vroeger bestaan niet meer. De sigarenmaker, de walvisvanger, maar ook de lantaarnopsteker is niet meer nodig. Immers, veel werk dat vroeger met de hand werd gedaan, is overgenomen door machines of wordt eenvoudigweg niet meer gedaan. De populariteit van de grootschalige en geautomatiseerde productie sinds de industriële revolutie houdt verband met de betaalbaarheid ervan. Zonder fabrieken zouden auto’s bijvoorbeeld onbetaalbaar zijn. De gevolgen zijn iedere dag voelbaar op het werk. Wat betekent dit allemaal voor de medewerker? Het zijn immers niet alleen veranderingen in en rondom het werk waarmee medewerkers te maken hebben, maar ook met veranderingen in zichzelf. Te denken valt hierbij aan de alternaties van fysieke en cognitieve capaciteiten die inherent zijn aan het menselijke verouderingsproces. De wijze waarop men op wijzigende werkomstandigheden reageert kan verschillend zijn; deze kunnen belastend zijn, en daarmee bijdragen aan de achteruitgang van vitaliteit, maar ze kunnen ook stimulerend zijn, en daarmee juist vitaliteit bevorderen. Dit laatste impliceert dat werk, dat wil zeggen participatie in een samenwerkingsverband, een positieve rol kan spelen in het optimaliseren van de kansen op lichamelijke, sociale en geestelijke gezondheid. Deze thematiek geldt voor iedere medewerker, maar zeker nu loopbanen alsmaar langer worden door de verhoging van de pensioenleeftijd, is deze meer dan ooit actueel. Arbeid kan, kort gezegd, de werking van een medicijn hebben. De vraag is in welke mate organisaties en medewerkers hieraan kunnen bijdragen. Daarover in de volgende blog meer.
Het overgrote deel van de Nederlandse bevolking boven 18 jaar is bereid zich te laten vaccineren tegen het coronavirus en velen van hen zijn inmiddels gevaccineerd. Schattingen van het aandeel mensen dat niet gevaccineerd wil worden of nog twijfelt, variëren. Volgens sommige studies is dit slechts 2%, volgens andere bijna 25%.2 In het onderzoek De maatschappelijke impact van COVID-19, uitgevoerd in maart 2021, ligt het aandeel daartussenin: 15%.3 Snel e.a. laten zien dat de bereidheid tot vaccineren tegen corona samenhangt met diverse achtergrondkenmerken. Zo zijn jongeren minder bereid zich te laten vaccineren dan ouderen, gezonden minder dan mensen met een zwakkere gezondheid, lager opgeleiden minder dan hoger opgeleiden, en mensen met een migratieachtergrond minder dan mensen zonder migratieachtergrond.4 Over de beweegredenen van mensen die niet gevaccineerdwillen worden tegen corona wordt vooral in de media geschreven. Complottheorieën over de oorsprong en de gevolgen van de coronavaccins krijgen veel aandacht.5 Uit onderzoek van het RIVM6 blijkt dat van de vaccinatietwijfelaars of -weigeraars een groot deel bang is voor eventuele bijwerkingen. In dit paper, onderdeel van het maatschappelijke impact-project, gaan we dieper in op de motieven en de variatie daarin. We doen dat op basis van een systematische kwalitatieve analyse van antwoorden op de open vraag waarom respondenten indien van toepassing, niet bereid zijn zich te laten vaccineren. In de media is ook aandacht voor campagnes om de vaccinatiebereidheid te vergroten en de ‘vaccinatiekloof’ te verkleinen, bijvoorbeeld door huisartsen die op markten, bij verenigingen en in gebedshuizen informatie verstrekken en welwillenden ter plekke de mogelijkheid bieden zich te laten vaccineren.7 Omdat huisartsen over het algemeen veel vertrouwen genieten onder de bevolking8 vervullen zij in deze campagnes een sleutelpositie. We zijn daarom in gesprek gegaan met een groep van huisartsen uit Den Haag en Rotterdam. We hebben hun gevraagd hoe zij omgaan met de verschillende motieven van patiënten om zich niet te laten vaccineren en wat volgens hen wel en niet werkt om de vaccinatiebereidheid te vergroten. In dit paper bespreken we de belangrijkste bevindingen. We sluiten af met handelingsperspectieven voor verschillende partijen betrokken bij het vaccinatiebeleid en bij publieke gezondheidszorg in bredere zin, zowel op de korte als langere termijn. Uitgever: Kenniswerkplaats Leefbare Wijken & Erasmus School of Social and Behavioural Sciences
MULTIFILE