Dienst van SURF
© 2025 SURF
Transboundary conservation has an important, yet often undervalued, role in the international conservation regime. When applied to the legally ambiguous and interconnected marine environment this is magnified. The lack of clear guidance for transboundary marine conservation from the international conservation community exacerbates this problem, leaving individual initiatives to develop their own governance arrangements. Yet, well-managed transboundary marine protected areas (MPAs) have the potential to contribute significantly to global conservation aims. Conversely, in a period where there is increasing interest in marine resources and space from all sectors, the designation of MPAs can create or amplify a regional conflict. In some instances, states have used MPAs to extend rights over disputed marine resources, restrict the freedom of others and establish sovereignty over maritime space. Six case studies were taken from Europe, North Africa and the Middle East to illustrate how states have interpreted and utilized different legislative mechanisms to either come together or diverge over the governance of marine resources or maritime space. Each of the case studies illustrates how different actors have used the same legislative tools, but with different interpretations and applications, to justify their claims. It is clear that the role of science combined with a deeper engagement with stakeholders can play a critical role in tempering conflict between states. Where states are willing to cooperate, the absence of clear guidelines at the global level means that often ad hoc measures are put into place, with the international frameworks then playing catch up. Balancing different jurisdictional claims with the conservation of the marine environment, whilst considering the increasing special economic interests will become increasingly difficult. Developing a transboundary conservation tool, such as the simple conservation caveats found in the Barcelona Convention and Antarctic Convention, which allow for the establishment of intergovernmental cooperation without prejudicing any outstanding jurisdictional issue, would provide a framework for the development of individual transboundary MPAs.
MULTIFILE
Social scientists of conservation typically address sources of legitimacy of conservation policies in relation to local communities’ or indigenous land rights, highlighting social inequality and environmental injustice. This chapter reflects on the underlying ethics of environmental justice in order to differentiate between various motivations of conservation and its critique. Conservation is discussed against the backdrop of two main ethical standpoints: preservation of natural resources for human use, and protection of nature for its own sake. These motivations will be examined highlighting mainstream conservation and alternative deep ecology environmentalism. Based on this examination, this chapter untangles concerns with social and ecological justice in order to determine how environmental and human values overlap, conflict, and where the opportunity for reconciliation lies, building bridges between supporters of social justice and conservation. https://www.springer.com/gp/book/9783319713113#aboutBook LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/helenkopnina/
MULTIFILE
Compassionate conservation is based on the ethical position that actions taken to protect biodiversity should be guided by compassion for all sentient beings. Critics argue that there are 3 core reasons harming animals is acceptable in conservation programs: the primary purpose of conservation is biodiversity protection; conservation is already compassionate to animals; and conservation should prioritize compassion to humans. We used argument analysis to clarify the values and logics underlying the debate around compassionate conservation. We found that objections to compassionate conservation are expressions of human exceptionalism, the view that humans are of a categorically separate and higher moral status than all other species. In contrast, compassionate conservationists believe that conservation should expand its moral community by recognizing all sentient beings as persons. Personhood, in an ethical sense, implies the individual is owed respect and should not be treated merely as a means to other ends. On scientific and ethical grounds, there are good reasons to extend personhood to sentient animals, particularly in conservation. The moral exclusion or subordination of members of other species legitimates the ongoing manipulation and exploitation of the living worlds, the very reason conservation was needed in the first place. Embracing compassion can help dismantle human exceptionalism, recognize nonhuman personhood, and navigate a more expansive moral space. https://doi.org/10.1111/cobi.13494 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/helenkopnina/
MULTIFILE
National forestry Commission (SBB) and National Park De Biesbosch. Subcontractor through NRITNational parks with large flows of visitors have to manage these flows carefully. Methods of data collection and analysis can be of help to support decision making. The case of the Biesbosch National Park is used to find innovative ways to figure flows of yachts, being the most important component of water traffic, and to create a model that allows the estimation of changes in yachting patterns resulting from policy measures. Recent policies oriented at building additional waterways, nature development areas and recreational concentrations in the park to manage the demands of recreation and nature conservation offer a good opportunity to apply this model. With a geographical information system (GIS), data obtained from aerial photographs and satellite images can be analyzed. The method of space syntax is used to determine and visualize characteristics of the network of leisure routes in the park and to evaluate impacts resulting from expected changes in the network that accompany the restructuring of waterways.
De koraalriffen van de Caribisch Nederlandse eilanden St. Eustatius en Saba zijn van groot ecologisch en economisch belang. Door een opeenstapeling van bedreigingen is de hoeveelheid driedimensionale structuur op het rif afgenomen en zijn herbivore sleutelsoorten verdwenen. Het rif wordt overwoekerd met algen, die nieuwe koraalaanwas bemoeilijken. Lokale natuurbeheerorganisaties STENAPA en SCF willen artificiële riffen inzetten, om het ecosysteem door middel van “Building with Nature” te herstellen. Artificiële riffen worden wereldwijd in toenemende mate gebruikt, maar de doeltreffendheid hangt in sterke mate af van hoe er rekening is gehouden met de lokale omstandigheden en doelstellingen. Als de riffen goed functioneren kunnen sleutelsoorten herstellen en kan koraal zich weer vestigen. De natuurbeheerorganisaties willen weten hoe artificiële riffen optimaal bij kunnen dragen aan het herstel van het koraalrif ecosysteem bij St. Eustatius en op de Saba bank. Van Hall Larenstein, STENAPA, SCF, IMARES, CNSI en Golden Rock Dive Centre werken samen in het AROSSTA (Artificial Reefs on Saba and Statia) project om deze vraag te beantwoorden. Hiervoor worden verschillende soorten artificiële riffen gebouwd van lokaal natuursteen en van veelgebruikte “reef balls”. De functionaliteit van de verschillende soorten artificiële riffen wordt bepaald door gedurende 1,5 jaar de vestiging van zee-egels, vissen en koraal te onderzoeken. Na afloop van dit project zal duidelijk zijn welk type artificieel rif het meest geschikt is voor beide onderzoeklocaties. Daarnaast is bekend wat het effect is van het gebruikte materiaal en het aanbrengen van extra schuilplaatsen op de functie van artificiële riffen. Tenslotte wordt inzicht gegeven in hoeverre artificiële riffen een bijdrage leveren aan het herstel van aangrenzende gebieden. Omdat het onderzoek uitgevoerd wordt op twee locaties, met contrasterende omstandigheden, zullen de resultaten van regionaal belang zijn om bestaande en toekomstige artificiële riffen optimaal te laten functioneren.
De Nederlands Caribische eilanden Saba en St. Eustatius hebben momenteel een unieke positie in de wereld. Met uitzondering van een aantal op zichzelf staande gevallen in 2020 zijn de eilanden Covid-19 vrij. Er zijn dan ook geen beperkingen, met uitzondering van strenge inreis- en quarantaineregels, die ervoor moeten zorgen dat dit zo blijft. Omdat VHL (penvoerder van het project) een onderzoeker op Saba heeft gedetacheerd en de partnerorganisaties ook gewoon open zijn, kan het Diadema project grotendeels uitgevoerd worden zoals gepland. Helaas heeft de natuurbeheerorganisatie Saba-Conservation-Foundation (SCF) financiële problemen. Een groot deel van hun inkomsten is afhankelijk van toerisme (elke duiker en iedereen die overnacht op het eiland betaald een nature fee) en die inkomensstroom is bijna geheel opgedroogd. Om die reden heeft de SCF minder boten in het water. Die boten worden ook gebruikt voor hun andere taken en het gebeurt regelmatig dat het niet mogelijk is om op het gewenste moment naar de onderzoekslocaties te gaan. Hierdoor hebben we experiment 2.3 (gepland voor eind 2020), waarvoor we 20 duiken per week moeten maken, niet kunnen uitvoeren. Experiment 2.4 en 4.1 zijn gepland voor 2021 en ook hier verwachten we problemen, omdat we niet altijd op het juiste moment een boot kunnen gebruiken. We mogen dus wel naar de onderzoekslocaties, maar kunnen dat soms niet, omdat er geen boot beschikbaar is. Dit was nooit voor zo’n lange periode gebeurt in de pre-covid situatie, vandaar dat er hier sprake is van onvoorziene omstandigheden veroorzaakt door Covid-19. We willen dat op twee manieren oplossen: Inzetten van camera set-ups die meerdere dagen onder water kunnen filmen, waardoor minder bezoeken (duiken) nodig zijn. Inhuren van een boot van de lokale duikschool, die graag willen assisteren, maar dat hier een vergoeding voor moeten hebben. Het voorliggende Diadema Impuls voorstel moet dit mogelijk maken.