Dienst van SURF
© 2025 SURF
De cd-rom HRM biedt een compleet en actueel overzicht van het totale HRM-gebied. Het bevat een unieke verzameling informatie over personeelsmanagement en sociaal beleid. Deze cd-rom geeft richtlijnen, maatregelen en handige tips op het gebied van personeelsmanagement. Het is samen met het zakboek de vraagbaak bij HRM-vraagstukken
Background The caesarean delivery (CD) rate has risen in most countries over the last decades, but it remains relatively low in the Netherlands. Our objective was to analyse the trends of CD rates in various subgroups of women between 2000 and 2010, and identify the practice pattern that is attributable to the relative stability of the Dutch CD rate. Methods A total of 1,935,959 women from the nationwide Perinatal Registry of the Netherlands were included. Women were categorized into ten groups based on the modified CD classification scheme. Trends of CD rates in each group were described. Results The overall CD rate increased slightly from 14.0% in 2000–2001 to 16.7% in 2010. Fetal, early and late neonatal mortality rates decreased by 40–50% from 0.53%, 0.21%, 0.04% in 2000–2001 to 0.29%, 0.12%, 0.02% in 2010, respectively. During this period, the prevalence of non-vertex presentation decreased from 6.7% to 5.3%, even though the CD rate in this group was high. The nulliparous women with spontaneous onset of labor at term and a singleton child in vertex presentation had a CD rate of 9.9%, and 64.7% of multiparouswomen with at least one previous uterine scar and a singleton child in vertex presentation had a trial of labor and the success rate of vaginal delivery was 45.9%. Conclusions The Dutch experience indicates that external cephalic version for breech presentation, keeping the CD rate low in nulliparous women and encouraging a trial of labor in multiparous women with a previous scar, could help to keep the overall CD rate steady
MULTIFILE
Deze cd-rom is ontwikkeld onder supervisie van het Transferpunt Vaardigheidsonderwijs. Het bevat een serie oefeningen rond toonhoogte in het algemeen, en toonhoogte van de menselijke stem in het bijzonder. Ze kunnen zonder of met een minimum aan begeleiding worden uitgevoerd. Het programma is in de eerste plaats bedoeld voor logopedisten in opleiding. In logopedisch onderzoek en therapie zit een aantal onderdelen dat een toonhoogte-aspect heeft. Studenten kunnen in het eerste, algemene deel, hun basiskennis t.a.v. toonhoogte op het vereiste niveau brengen. Het tweede deel van het programma is specifieker gericht op stemonderzoek en stemtherapie. Studenten oefenen zich in specifieke onderdelen t.a.v. de menselijke stem. Verschillende onderdelen zijn ook bruikbaar voor andere disciplines. Zo zou het onderdeel `toonhoogte algemeen in het muziekonderwijs gebruikt kunnen worden.
The overall purpose of this consultancy was to support the activities under the Environmental Monitoring and Assessment Programme of the UN Economic Commission for Europe (UNECE) in developing the 7th pan-European environmental assessment, an indicator based and thematic assessment, implemented jointly with the United Nations Environment Programme (UNEP) and in support of the 2030 Agenda for Sustainable Development. The series of environmental assessments of the pan-European region provide up to-date and policy-relevant information on the interactions between the environment and society. This consultancy was to:> Draft the input on drivers and developments to chapter 1.2 of the assessment related to the environmental theme “4.2 Applying principles of circular economy to sustainable tourism”.> Suggest to UNECE and UNEP the most policy relevant indicators from UNECE-environmental, SDG indicators and from other indicator frameworks such as EEA or OECD for the environmental theme for the sub-chapter 4.2.> Assess the current state, trends and recent developments and prepare the substantive part of sub-chapter 4.2 (summary - part I) and an annex (part II) with the detailed analysis and findings.
Ambitie: Arnhem is een toekomstbestendige stad die duurzaam, groen, kansrijk en verbonden is. Gemeente en kennisinstellingen maken hier, in een circulaire economie, op een creatieve manier samen met maatschappelijke organisaties, ondernemers en burgers werk van: Arnhem maakt Het consortium van het CDKM-traject ‘Arnhem maakt’ bestaat uit de partners van Arnhem Studiestad: gemeente Arnhem en de kennisinstellingen Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN), ArtEZ, Hogeschool Van Hall Larenstein (HVHL) en Rijn IJssel. In 2019 had het consortium de ambitie om professionals op te leiden die het verschil maken bij belangrijke maatschappelijke vraagstukken. Dit heeft onder andere vorm gekregen in samenwerking in de Arnhemse wijken in bijvoorbeeld de labs en werkplaatsen van de HAN en Rijn IJssel en andere samenwerkingen op kleine schaal. Deze initiatieven brengen lerende (aankomend) professionals in contact met levensechte vragen en er wordt kennis ontwikkeld en gedeeld die voor het beantwoorden van die vragen van belang zijn. In 2023-2025 zetten we deze samenwerkingen voort, schalen op en verbinden over instellingen heen, zodat er meer studenten, docenten en onderzoekers samen leren en werken aan de vragen in de stad. De ervaringen en opbrengsten van de CDKM-projecten leren ons echter ook dat écht impact maken niet eenvoudig is: bestaande onderwijspraktijken, (machts)relaties, systemen werken soms belemmerend. Het implementeren van het samenwerken aan complexe maatschappelijke opgaven vraagt om een toekomstbestendige manier van kennisontwikkeling: multilevel, interdisciplinair en inclusief. Wij voelen als consortium de urgentie om onze krachten te bundelen voor het ontwikkelen van deze kennis en het implementeren ervan voor een sociaal, economisch en ecologisch toekomstbestendig Arnhem. Daarom ontwerpen en implementeren we in dit project een gezamenlijke kennisvisie die de samenwerking voor een toekomstbestendige stad verlegt en verankert. Het geeft een verandering van perspectief voor leren en samenwerken bij complexe maatschappelijk opgaven in en voor Arnhem.
Taalexperts zien vaak motorische problemen bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Aan de andere kant zien bewegingsexperts vaak taalproblemen bij kinderen met motorisch stoornissen. Kinderen met taalstoornissen én motorische stoornissen hebben een dubbele handicap. Vroege identificatie en behandeling van kinderen met taal- en motorische stoornissen is van cruciaal belang om hun kansen op maatschappelijke participatie te vergroten.Taalstoornissen en motorische stoornissen kunnen al goed worden opgespoord. Echter, taalexperts en bewegingsexperts geven aan handvatten nodig te hebben om in een vroeg stadium onderscheid te kunnen maken tussen hardnekkige neurologische stoornissen en tijdelijke achterstanden in taal en motoriek. Het maken van dit onderscheid is belangrijk voor de keuze van het juiste zorgtraject.De verwachting is dat taalproblemen in combinatie met motorische problemen kan duiden op een onderliggende neurologische stoornis. Deze informatie zou zowel taalexperts als bewegingsexperts in staat kunnen stellen om al voor het vijfde levensjaar een neurologische ontwikkelingsstoornis in taal en/of motoriek te identificeren en te onderscheiden van niet-neurologische taal- en motorische achterstanden.