Dienst van SURF
© 2025 SURF
Wat betekent het bestaan van aan hulp- en dienstverlening gerelateerde websites voor de praktijk van de hulp- en dienstverlening binnen het Algemeen Maatschappelijk Werk? Om een eerste antwoord op deze vraag te vinden hebben drie maatschappelijk werkers gedurende twee maanden een logboek bijgehouden over hun ervaringen met clienten bij wie internet een rol speelde in het hulp- en dienstverleningscontact. Het betrof 5 mannen en 6 vrouwen, in de leeftijd van 22 tot 74 jaar. Daarnaast legden deze maatschappelijk werkers al hun clienten een enquete voor over hun mogelijke toegang tot en gebruik van internet. Uit de gegevens komt naar voren dat er veel relevante informatie is te vinden op internet. Criteria m.b.t. de kwaliteit van sites worden genoemd, zoals de betrouwbaarheid van de organisatie die de website verzorgt. Besproken wordt hoe en wanneer de werkers gebruik hebben gemaakt van internet tijdens een clientcontact. Eveneens of clienten die informatie op het net hebben gezocht dan met een ander soort vragen komen. De maatschappelijk werkers zien de client mondiger worden, de relatie gelijkwaardiger. Zij gaan meer coachend, volgend werken en houden de vinger aan de pols of de door de client gevonden informatie een echt antwoord is op de vragen van de client. De inrichting van de ruimte blijkt een punt van aandacht. In de discussie worden 'toegang tot internet', 'criteria met betrekking tot de kwaliteit van websites', het gebruik van internet door clienten c.q. patienten', 'bedoelde en onbedoelde effecten van het zoeken van informatie door clienten c.q. patienten', 'een mogelijk veranderende rol van de werker'en 'de werker als deskundig internetgebruiker' vergeleken met gegevens uit andere onderzoeken en werkvelden (zoals het Sociaal en Cultureel Planbureau, de medische wereld).
In de sector onderwijs komt het hoogste percentage van burn-outklachten voor onder werknemers, namelijk 21,3 procent ten opzichte van 14,6 procent onder werknemers algemeen (CBS, 2015). Dit wordt veroorzaakt door de hoge emotionele betrokkenheid die het werk in deze sector met zich meebrengt en door de hoge werklast die door werknemers wordt ervaren. Maar hoe staat het met de burn-outklachten aan de andere kant van de tafel in het onderwijs: bij de studenten in Nederland en hoe kunnen loopbaanadviseurs hierop inspelen?
LINK
Motivatie Het versterken van de samenwerking tussen relevante lectoraten door het ontwikkelen van een multidisciplinaire onderzoeksagenda op het terrein van Arbeid in de brede zin van het woord. Hierdoor kan de thematiek rondom toegang tot en behoud van arbeid vanuit meerdere kanten worden aangevlogen én kan focus en massa worden gecreëerd voor onderzoeksprogrammering en –funding. Daardoor kunnen we als lectoraten een belangrijke rol te spelen bij vraagstukken die betrekking hebben op het duurzaam (weer) aan het werk gaan én duurzaam aan het werk blijven. Achtergrond Om als individu zelfstandig en volwaardig te kunnen deelnemen aan onze participatiemaatschappij, is het hebben van werk cruciaal. Werk is echter voor mensen met minder of onvoldoende arbeids-, persoonlijk-, sociaal-, en cultureel kapitaal en/of toegang tot hulpbronnen steeds minder vanzelfsprekend. Naast traditioneel kwetsbare groepen – zoals laagopgeleiden, mensen met een chronische aandoening en migranten - zijn er nieuwe categorieën, waaronder veel middelbaar en hoog opgeleiden, voor wie het lastig is/wordt structureel betaald werk te vinden. De oorzaak ligt voornamelijk bij de toenemende digitalisering en robotisering in combinatie met de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Ook werk op academisch niveau, dat gebaseerd is op regels, bijvoorbeeld accountancy en rechtspraak, zal steeds vaker (deels) geautomatiseerd kunnen worden (Est et al. 2015, Went et al. 2015). Anderzijds zijn er sectoren, zoals techniek en ICT, die een steeds grotere behoefte hebben aan hoogopgeleid personeel en waar het lastig is om voldoende gekwalificeerde mensen te krijgen. Tot slot zien we in alle sectoren een toename van stress- en burn-out klachten, die deels gerelateerd zijn aan traditionele, functioneel ingerichte organisaties. Het bovenstaande biedt geen rooskleurig beeld voor grote groepen in de samenleving en vanuit een breed Platform Arbeid willen we de thema’s op het terrein van arbeid vanuit meerdere perspectieven benaderen en in samenhang beschouwen.
The Cashing Cashew project focuses on isolation and purification of Cashew Nut Shell Liquid (CNSL) from Cashew Nut Shells (CNS) in order to fully utilize this valuable by-product of the cashew nut production. Global cashew nut production is about 4 million mt/ tons/yr. Of the cashew nut, about 70 % is shell that is removed in processing and currently typically burned as a dirty and inefficient fuel or discarded as waste. This is not only creating an environmental issue but also wasting valuable by-products. The shell contains circa 20-30 % brown viscous liquid, Cashew Nut Shell Liquid (CNSL). This natural resin contains valuable chemical components, for example, cardanol, cardol, and anacardic acid. CNSL and its derivatives have several industrial uses as for example biobased additives, polymeric building blocks, and biodiesel. Part of the CNSL can be extracted during the roasting process prior to separating the shell and nut kernel. The shell waste still has a high CNSL concentration that can be isolated by solvents or pressing (expeller). Expeller process is simple and not capital-intensive; therefore it is commonly used. The main disadvantages of the method are the high energy consumption and that 3-5 % oil remains in the press-cake producing harmful gases in burning. Also, the resulting cake is too dense to be further processed to charcoal or other useful application. The objective of this project is to study the purification of the CNSL obtained from pyrolytic isolation to find the most efficient way of making use of the CNSL oil and the total Cashew Nut Shell biomass. An initial evaluation of potential applications is also performed.