Dienst van SURF
© 2025 SURF
The use of the biopsychosocial model in primary care physiotherapy for chronic pain is far from the recommendations given in research and current guidelines. To understand why physiotherapists have difficulty implementing a biopsychosocial approach, more insight is needed on the barriers and facilitators. This scoping review aimed to investigate and map these barriers and facilitators that physiotherapists working in primary care reportedly face when treating patients with chronic musculoskeletal pain from a biopsychosocial perspective. Four electronic databases (PubMed, Embase, CINAHL and ERIC) and the grey literature were searched. Studies were included if they investigated the experiences of physiotherapists in the treatment of chronic pain from a biopsychosocial perspective in primary care. Extracted data were discussed and sub grouped in themes following a qualitative content analysis approach. To align with current use of theories on behavior change, the resulting themes were compared to the Theoretical Domains Framework. After screening, twenty-four studies were included. Eight groups of barriers and facilitators were identified, thematically clustered in six themes: knowledge, skills, and attitudes; environmental context and resources; role clarity; confidence; therapeutic alliance; and patient expectations. The results of this review can be used to inform the development of implementation programs.
LINK
ObjectivePrimary aim; to determine the feasibility of implementation of the INTERMED Self-Assessment (IM-SA) in adult patients scheduled for total knee arthroplasty (TKA). Secondary aim; to measure biopsychosocial complexity, referral to psychiatry or psychology in cases of complexity and to gain insight into the relation between biopsychosocial complexity and length of stay (LOS), method of discharge (MOD) and polypharmacy.MethodsA feasibility study was conducted with 76 participants in a general hospital in the Netherlands. Feasibility was determined by the number of completed questionnaires, time spent completing the questionnaire and the attitude of staff and patients towards the IM-SA.A cut off point ≥19 on the IM-SA was used to determine the prevalence of biopsychosocial complexity. A case file study was performed to check if referral to psychiatry or psychology had taken place.The Spearman's Rank Correlation Coefficient or Phi was used to determine if there was a relation between biopsychosocial complexity and LOS, MOD and polypharmacy.ResultsAll participants completed the IM-SA. The average time spent completing the questionnaire was 11.46 min (SD 5.74). The attitude towards the IM-SA was positive.The prevalence of biopsychosocial complexity was 11.84%. Referral to psychiatry or psychology did not take place.There was no relation between complexity and LOS (Spearman's rho (r) = 0.079, p = 0.499, MOD (Phi = 0.169, p = 0.173) and polypharmacy (Phi = 0.007, p = 0.953).ConclusionBiopsychosocial complexity can be identified in TKA patients during the pre-operative phase by using the IM-SA. Implementation of the IM-SA in a Dutch general hospital is feasible.
OBJECTIVES: The INTERMED Self-Assessment questionnaire (IMSA) was developed as an alternative to the observer-rated INTERMED (IM) to assess biopsychosocial complexity and health care needs. We studied feasibility, reliability and validity of the IMSA within a large and heterogeneous international sample of adult hospital in- and outpatients, and its predictive value for health care utilization (HCU) and quality of life (QoL).METHODS: 850 participants aged 17 to 90 from 5 countries completed the IMSA and were evaluated with the IM. The following measurement properties were determined: feasibility by percentages of missing values; reliability by Cronbach's alpha; interrater agreement by intraclass correlation coefficients (ICCs); convergent validity of IMSA scores with mental health (SF-36 emotional well-being subscale and HADS), medical health (CIRS) and QoL (EQ-5D) by Spearmans rank correlations; predictive validity of IMSA scores with HCU and QoL by (generalized) linear mixed models.RESULTS: Feasibility, face validity and reliability (Cronbach's alpha 0.80) were satisfactory. ICC between IMSA and IM total scores was .78 (95% CI .75-.81). Correlations of the IMSA with the SF-36, HADS, CIRS and EQ-5D (convergent validity) were -.65, .15, .28 and -.59, respectively. The IMSA significantly predicted QoL and also HCU (emergency room visits, hospitalization, outpatient visits, and diagnostic exams) after 3 and 6 months follow-up. Results were comparable between hospital sites, in- and outpatients, and age groups.CONCLUSION: The IMSA is a generic and time-efficient method to assess biopsychosocial complexity and to provide guidance for multidisciplinary care trajectories in adult patients, with good reliability and validity across different cultures.
Nek en rugpijn komen regelmatig voor en gaan vaak gepaard met mentale klachten, waardoor een biopsychosociale aanpak essentieel is. Onze nieuw ontwikkelde biopsychosociale interventie, genaamd Back2Action, integreert reguliere fysiotherapeutische zorg met online modules die specifiek zijn gericht op het verminderen van mentale klachten bij mensen met nek- en/of rugpijn.
Waarom ontstaat antisociaal of crimineel gedrag? Allerlei sociale, psychologische én neurobiologische factoren blijken hierbij van belang. Neurobiologische kennis is in de praktijk vaak afwezig. Professionals in het zorg- of veiligheidsdomein zouden gebaat zijn bij een toegankelijke onderwijsmodule. Brainstorm biedt kennisclips met basiskennis over het ontstaan van antisociaal en crimineel gedrag, met extra aandacht voor neurobiologische factoren.Wat? De Brainstormmodule behandelt negen thema’s: drie basisthema’s over ontwikkelingscriminologie en zes neurobiologische thema’s. Binnen elk thema wordt in een kennisclip kort basiskennis samengevat. Links naar de kennisclips zijn hieronder te vinden. Met bijbehorende opdrachten (zie docentenhandleiding) kan deze kennis verder worden verdiept. Uitgangspunt van de module is het biopsychosociale perspectief: het wetenschappelijk model waarbij neurobiologische, psychologische en sociale factoren op elkaar inwerken. De kennisclips: 1. Wat is crimineel en antisociaal gedrag? 2. Psychische stoornissen en antisociaal gedrag 3. Hoe wordt iemand crimineel? 4. Ontwikkelingspaden van crimineel gedrag 5. Biopsychosociaal model 6. Hersenen en antisociaal gedrag 7. Puberbrein en antisociaal gedrag 8. Neuropsychologie en antisociaal gedrag 9. Fearlessness & sensation seeking 10. Hufters of helden 11. Genetica en antisociaal gedrag Voor wie? De Brainstormmodule is ontwikkeld voor professionals die zich bezighouden met antisociaal of crimineel gedrag in welke vorm dan ook (beleid, toezicht, interventie en preventie etc.). De module kan zowel bij hbo-bacheloropleidingen en post-initiële (master)opleidingen als voor professionals in-company, gebruikt worden. Ontwikkeling Brainstorm Brainstorm is ontwikkeld door dr. Evelien Platje en dr. Andrea Donker van het lectoraat Kennisanalyse Sociale Veiligheid en dr. Lucres Nauta-Jansen van het AmsterdamUMC. Zij hebben veel onderzoek- en onderwijservaring op het gebied van neurobiologie van antisociaal en crimineel gedrag. Brainstorm is het eindproduct van het ZonMW-project ‘Onbekend maakt Onbemind. Leren werken met neuropsychobiologische kennis van en met jongeren met antisociaal gedrag’, een samenwerkingsproject met het lectoraat Jeugd van de Christelijke Hogeschool Windesheim. De kennisclips zijn vormgegeven door Bureau Nauta. Voor de ontwikkeling van de kennisclips zijn er feedbackmomenten geweest met zowel studenten als docenten van de opleidingen Social Work, Integrale Veiligheidskunde en Sociaal Juridische Dienstverlening van Hogeschool Utrecht.
Waarom ontstaat antisociaal of crimineel gedrag? Allerlei sociale, psychologische én neurobiologische factoren blijken hierbij van belang. Neurobiologische kennis is in de praktijk vaak afwezig. Professionals in het zorg- of veiligheidsdomein zouden gebaat zijn bij een toegankelijke onderwijsmodule. Brainstorm biedt kennisclips met basiskennis over het ontstaan van antisociaal en crimineel gedrag, met extra aandacht voor neurobiologische factoren.Wat? De Brainstormmodule behandelt negen thema’s: drie basisthema’s over ontwikkelingscriminologie en zes neurobiologische thema’s. Binnen elk thema wordt in een kennisclip kort basiskennis samengevat. Links naar de kennisclips zijn hieronder te vinden. Met bijbehorende opdrachten (zie docentenhandleiding) kan deze kennis verder worden verdiept. Uitgangspunt van de module is het biopsychosociale perspectief: het wetenschappelijk model waarbij neurobiologische, psychologische en sociale factoren op elkaar inwerken. De kennisclips: 1. Wat is crimineel en antisociaal gedrag? 2. Psychische stoornissen en antisociaal gedrag 3. Hoe wordt iemand crimineel? 4. Ontwikkelingspaden van crimineel gedrag 5. Biopsychosociaal model 6. Hersenen en antisociaal gedrag 7. Puberbrein en antisociaal gedrag 8. Neuropsychologie en antisociaal gedrag 9. Fearlessness & sensation seeking 10. Hufters of helden 11. Genetica en antisociaal gedrag Voor wie? De Brainstormmodule is ontwikkeld voor professionals die zich bezighouden met antisociaal of crimineel gedrag in welke vorm dan ook (beleid, toezicht, interventie en preventie etc.). De module kan zowel bij hbo-bacheloropleidingen en post-initiële (master)opleidingen als voor professionals in-company, gebruikt worden. Ontwikkeling Brainstorm Brainstorm is ontwikkeld door dr. Evelien Platje en dr. Andrea Donker van het lectoraat Kennisanalyse Sociale Veiligheid en dr. Lucres Nauta-Jansen van het AmsterdamUMC. Zij hebben veel onderzoek- en onderwijservaring op het gebied van neurobiologie van antisociaal en crimineel gedrag. Brainstorm is het eindproduct van het ZonMW-project ‘Onbekend maakt Onbemind. Leren werken met neuropsychobiologische kennis van en met jongeren met antisociaal gedrag’, een samenwerkingsproject met het lectoraat Jeugd van de Christelijke Hogeschool Windesheim. De kennisclips zijn vormgegeven door Bureau Nauta. Voor de ontwikkeling van de kennisclips zijn er feedbackmomenten geweest met zowel studenten als docenten van de opleidingen Social Work, Integrale Veiligheidskunde en Sociaal Juridische Dienstverlening van Hogeschool Utrecht.