Dienst van SURF
© 2025 SURF
Despite the increased use of activity trackers, little is known about how they can be used in healthcare settings. This study aimed to support healthcare professionals and patients with embedding an activity tracker in the daily clinical practice of a specialized mental healthcare center and gaining knowledge about the implementation process. An action research design was used to let healthcare professionals and patients learn about how and when they can use an activity tracker. Data collection was performed in the specialized center with audio recordings of conversations during therapy, reflection sessions with the therapists, and semi-structured interviews with the patients. Analyses were performed by directed content analyses. Twenty-eight conversations during therapy, four reflection sessions, and eleven interviews were recorded. Both healthcare professionals and patients were positive about the use of activity trackers and experienced it as an added value. Therapists formulated exclusion criteria for patients, a flowchart on when to use the activity tracker, defined goals, and guidance on how to discuss (the data of) the activity tracker. The action research approach was helpful to allow therapists to learn and reflect with each other and embed the activity trackers into their clinical practice at a specialized mental healthcare center.
This study offers an overview of the natural development of the use of an activity tracker, as well as the relative importance of a range of determinants from literature. Decay is exponential but slower than may be expected from existing literature. Many factors have a small contribution to sustained use. The most important determinants are technical condition, age, user experience, and goal-related factors. This finding suggests that activity tracking is potentially beneficial for a broad range of target groups, but more attention should be paid to technical and user experience–related aspects of activity trackers.
MULTIFILE
Purpose: The purposes of this study were, first, to (re)design the user-interface of the activity tracker known as the MOX with the help of input from elderly individuals living independently and, second, to assess the use of and experiences with the adapted Measure It Super Simple (MISS) activity tracker in daily life. Methods: The double diamond method, which was used to (re)design the user-interface, consists of four phases: discover, define, develop, and deliver. As a departure point, this study used a list of general design requirements that facilitate the development of technology for the elderly. Usage and experiences were assessed through interviews after elderly individuals had used the activity tracker for 2 weeks. Results: In co-creation with thirty-five elderly individuals (65 to 89-years-old) the design, feedback system, and application were further developed into a user-friendly interface: the Measure It Super Simple (MISS) activity. Twenty-eight elderly individuals (65 to 78-years-old) reported that they found the MISS activity easy to use, needed limited help when setting the tracker up, and required limited assistance when using it during their daily lives. Conclusions: This study offers a generic structured methodology and a list of design requirements to adapt the interface of an existing activity tracker consistent with the skills and needs of the elderly. The MISS activity seemed to be successfully (re)designed, like the elderly who participated in this pilot study reported that anyone should be able to use it.
Veel patiënten binnen de GGZ kampen met chronische pijn en depressie. Het bevorderen van een gezond beweegpatroon speelt een belangrijke rol in hun behandeling. Deze patiënten kunnen echter door emoties en veranderde prikkelverwerking signalen van het lichaam niet goed inschatten. Daarbij zijn hun klachten belemmerend in hun activiteiten waardoor motivatie vaak afwezig is. GGZ-professionals gebruiken zorgstandaarden waarbij uitgegaan wordt van 'one-size-fits-all' behandelprogramma's. Deze sluiten onvoldoende aan bij de behoefte aan gepersonaliseerde interventies uitgaande van zelfmanagement van de individuele patiënt. Dit pleit voor een instrument dat professionals helpt objectief inzicht te krijgen in het beweegpatroon van hun patiënten, dat gepersonaliseerde feedback geeft en ondersteunt bij de verdere individueel passende begeleiding van de patiënt. Zelfmeettechnologie ('activity trackers') lijkt hier goed te passen. De mogelijkheden om zelfmeettechnologie als basis voor de behandeling van deze patiënten te gebruiken zijn echter bij GGZ-professionals veelal onbekend. Daarnaast is het inzetten van alleen zelfmeettechnologie waarschijnlijk onvoldoende en is niet goed bekend hoe deze patiënten gemotiveerd kunnen worden om deze technologie te (blijven) gebruiken. In dit project willen de Hanzehogeschool Groningen, Inter-Psy, Transcare en MobileCare samen met professionals en patiënten en andere nog te betrekken partners (o.a. het Rob Giel Onderzoekscentrum als trekker van het eHealth netwerk Noord-Nederland heeft aangegeven een bijdrage te willen leveren) ontdekken hoe op een goede manier aan de bovenbeschreven behoefte van GGZ-professionals kan worden bijgedragen. Beoogd wordt om met deze subsidie een proof of concept te leveren van een digitaal instrument dat op basis van zelfmeettechnologie meerwaarde biedt in de behandeling van patiënten met chronische pijn en depressie. Deze proof of concept vormt de basis voor een te schrijven subsidievoorstel om dit verder te ontwikkelen.
De diëtist kan in de eerstelijns situatie slechts rekenen op 3 uur vergoeding per jaar uit de basisverzekering, hetgeen voor veel cliënten te weinig is. Digitaal ondersteunde (voedings)interventies die gebaseerd zijn op relevante, continu verzamelde persoonlijke data van de cliënt kunnen helpen de beschikbare tijd efficiënter te benutten. Er zijn tegenwoordig veel mogelijkheden in de vorm van apps en activity trackers, zoals de Eetmeter, Runkeeper en Fitbit, die diëtisten kunnen helpen inzicht te krijgen in het gedrag van hun cliënten, en zodoende bij de coaching van de cliënten. Het gebruik van dergelijke technologie en het delen van data met de diëtist om dit coachingsproces te optimaliseren is echter nog niet gangbaar en diëtisten maken niet of weinig gebruik van digitale hulpbronnen. Een belangrijke reden hiervoor is dat de beschikbare technologie niet altijd even goed aansluit op de behoeften van diëtisten en hun cliënten. Daarbij is het niet duidelijk welke data de diëtisten precies (kunnen) gebruiken en hoe deze verzameld kunnen worden die in de begeleiding ook echt meerwaarde hebben. In dit project willen onderzoekers van de Hanzehogeschool Groningen in samenwerking met diëtisten van de Diëtisten Coöperatie Groningen (DCG), het Voedingscentrum, het lectoraat Zorg voor Voeding en Gezondheid van de Christelijke Hogeschool Ede verkennen welke data het beste verzameld kunnen worden met digitale apps om coaching bij leefstijl beter af te stemmen op de situatie van de cliënt en welke apps het meest geschikt zijn in de praktijk. Op basis van deze input wordt met deze subsidie een toolkit ontwikkeld, gebaseerd op bestaande technologie, om de gewenste data te verzamelen. Dit prototype toolkit vormt de basis voor een toekomstig subsidievoorstel om een e-assistent te realiseren, een app die de diëtist en cliënt kan ondersteunen door middel van uit de data verkregen visualisaties en op de cliënt gepersonaliseerde inzichten en adviezen.
Wheelchair users with a spinal cord injury (SCI) or amputation generally lead an inactive lifestyle, associated with reduced fitness and health. Digital interventions and sport and lifestyle applications (E-platforms) may be helpful in achieving a healthy lifestyle. Despite the potential positive effects of E-platforms in the general population, no studies are known investigating the effects for wheelchair users and existing E-platforms can not be used to the same extent and in the same manner by this population due to differences in physiology, body composition, exercise forms and responses, and risk injury. It is, therefore, our aim to adapt an existing E-platform (Virtuagym) within this project by using existing data collections and new data to be collected within the project. To reach this aim we intend to make several relevant databases from our network available for analysis, combine and reanalyze these existing databases to adapt the existing E-platform enabling wheelchair users to use it, evaluate and improve the use of the adapted E-platform, evaluate changes in healthy active lifestyle parameters, fitness, health and quality of life in users of the E-platform (both wheelchair users and general population) and identify determinants of these changes, identify factors affecting transitions from an inactive lifestyle, through an intermediate level, to an athlete level, comparing wheelchair users with the general population, and comparing Dutch with Brazilian individuals. The analysis of large datasets of exercise and fitness data from various types of individuals with and without disabilities, collected over the last years both in the Netherlands and Brazil, is an innovative and potentially fruitful approach. It is expected that the comparison of e.g. wheelchair users in Amsterdam vs. Sao Paulo or recreative athletes vs. elite athletes provides new insight in the factors determining a healthy and active lifestyle.