Dienst van SURF
© 2025 SURF
Een themanummer over Taalstimulering in het tijdschrift Veerkracht van Hogeschool KPZ.
In het onderwijs en ook daarbuiten liggen veel kansen om de taalontwikkeling op interactieve wijze te stimuleren. Dit gebeurt spontaan, maar ook met de inzet van bewust gekozen activiteiten en rijke bronnen. Het prentenboek is zo’n rijke bron. Het biedt naast kansen voor taalstimulering ook andere kansen. Bijvoorbeeld voor de reken-wiskundige ontwikkeling.
Het associate lectoraat Taalstimulering van Hogeschool KPZ heeft expertise op het gebied van de inzet van jeugdliteratuur in de leer- en ontwikkelprocessen van opgroeiende kinderen. Vanaf oktober dit jaar starten drie basisscholen, Travers Welzijn, ouders en het associate lectoraat een gezamenlijk project omtrent tekstloze prentenboeken. Het project is mede gefinancierd door het actieprogramma Tel mee met taal.
Het postdocproject behelst een praktijkgericht ontwerponderzoek naar professionalisering van professionals in het domein Kind en Educatie die werken met jonge kinderen (0-6 jaar). De focus betreft taalstimulering op het gebied van het meervoudig benutten van tekstloze prentenboeken. Deze boeken zijn uitdagend: ze wekken de nieuwsgierigheid op en stimuleren het denken en de fantasie. Ze zijn daardoor beloftevol om te benutten voor meerdere doelen, zowel bij de versterking van leesmotivatie en verhaalbegrip, als mondelinge taalvaardigheid, in het bijzonder woordenschat en het gebruik van cognitieve taalfuncties, waarbij taal wordt ingezet om denkprocessen te verwoorden. Ook is de inzet van deze boeken kansrijk bij ouderbetrokkenheid en taalstimulering. Het is cruciaal voor taalontwikkeling om kinderen op jonge leeftijd al voor te lezen en met hen te praten over boeken. Echter, er zijn grote verschillen in de leesopvoeding van kinderen en het taalgebruik in de thuisomgeving. Kinderen van laaggeletterde ouders en/of ouders die een lage sociaaleconomische status hebben, voeren minder denkstimulerende gesprekken, worden minder vaak voorgelezen en hebben thuis minder boeken tot hun beschikking. Kansengelijkheid creëren door het zo vroeg mogelijk verbinden van de thuisomgeving met de omgeving van de VVE/basisschool is een complexe opdracht voor professionals. Ze hebben moeite met het betrekken van ouders bij taalstimulering. Daarnaast zijn er verbeterkansen op het gebied van de versterking van competenties van professionals als leesbevorderaar. Het ontwerpgericht onderzoek geeft inzicht in kenmerken van een aanpak waarin tekstloze prentenboeken zowel in de thuisomgeving als in VVE/basisonderwijs worden ingezet. Op basis van een contextanalyse zal een ontwerp gecreëerd worden dat in een casestudie getest zal worden. De evaluatie van het ontwerp en de daaruit voortvloeiende kennisontwikkeling zal benut worden voor de ontwikkeling van twee nieuwe modules in de lerarenopleiding en voor acht hervormingen in bestaande modules in het AD en BA-curriculum en in drie post-hbo-opleidingen.
Taal is een modaliteit van het lichaam. Kinderen leren met hun lijf wanneer zij door spel de wereld ontdekken. Kinderen verwerven taal om deze ervaringen te verwoorden en zodoende grip op de wereld en de mensen om hen heen te krijgen. Professionals die met jonge kinderen werken (h)erkennen dit belichaamde leren, de ‘embodiedness’ van taal, maar hebben te weinig zicht op dit proces om daar in hun taalonderwijs op aan te kunnen sluiten. De vraagstelling voor dit onderzoek komt vanuit onderbouwleerkrachten uit hartje Rotterdam die deze verstedelijkte cultuur als een verarmde pedagogische omgeving benoemen. Zij leggen daarbij een verband met taalachterstanden. De taalstimuleringsprogramma’s waarmee zij werken om die taalachterstanden tegen te gaan zijn ontwikkeld met een sterke focus op cognitieve opbrengsten waarin de verwevenheid van taal(verwerven)–lijfelijkheid–kennis(verwerven) uit beeld is geraakt. Hierdoor is een kennisniche ontstaan. Met dit onderzoek willen we hierop inspelen. Enerzijds wil het de relatie lijfelijkheid-taal-kennis inzichtelijk maken. Anderzijds gaat het erom dat de functie van het lijf in taalverwerving zichtbaar wordt in het handelen van professionals. Meer specifiek gaat het om de vraag hoe fysiek, sensorisch en manipulatief spel leidt tot betekenisstructuren voor het conceptualiseren van de dynamische en relationele aspecten van taal, met als doel de inzichten die dit oplevert te gebruiken voor het innoveren van het vroegschoolse taalonderwijs. Met de professionals willen we, door precieze observaties, de relatie tussen spelgedrag, taalgedrag en speelomgeving in kaart brengen. Vervolgens willen we in ‘communities of practice’ taalonderwijs ontwerpen dat aansluit bij het belichaamde leren van jonge kinderen. Vanuit deze onderzoeksmethodiek ontstaan nieuwe praktijken die van binnenuit het taalonderwijs vernieuwen. Een deel van de participerende scholen in dit onderzoek heeft een vergelijkbare stedelijke context. Omdat de vraag breder wordt gevoeld, doen ook scholen in andere contexten mee. Dat biedt mogelijkheden voor vergelijking van die contexten.
Door de corona-maatregelen lopen 1. de afronding van het lectoraat Narratieve Professionele Identiteit (juni 2021) en 2. de ontwikkeling van onderzoeksscholen binnen partnerschappen van Hogeschool KPZ, vertraging op. Beide projecten dragen bij aan de versterking van de kennisinfrastructuur van praktijkgericht onderzoek. 1. Afronding lectoraat. Extra onderzoekscapaciteit is nodig om de verzamelde data te analyseren en nieuwe data in 2020 te verzamelen en te analyseren gericht op het longitudinale onderzoek. Aangezien het wellicht niet mogelijk is om een grote afrondende conferentie te organiseren, wordt een uitgebreide conferentiebundel gemaakt, die open access beschikbaar komt op de digitale infrastructuur van Hogeschool KPZ. De lectoraatskennis over de fasering van de professionele identiteit van aankomende leraren en de begeleiding daarvan door lerarenopleiders met een doorwerking naar de curricula in de opleidingen komt breed beschikbaar. Zo krijgen de partnerschappen in de regio en binnen Radianthandvatten om (aanstaande) leraren op te leiden en in de praktijk te professionaliseren tot onderwijsprofessionals met een sterke professionele identiteit. 2. Ontwikkeling onderzoeksscholen. Hogeschool KPZ werkt aan de transitie van academische opleidingsscholen en opleidingsscholen naar onderzoeksscholen. De invoering van dit nieuwe concept van onderzoeksschool vraagt extra capaciteit in de vorm van een projectleider die met de partnerschappen Samen Opleiden & Professionaliseren het concept verder uitwerkt op minimaal vijf regionale scholen, de onderzoekscultuur in beeld brengt, samen met de scholen onderzoekt welke professionalisering op het gebied van evidence-informed werken wenselijk is en verkent wat de toegevoegde waarde van een onderzoeksschool is. Daarnaast wordt binnen de scholen van de partnerschappen een professionele leergemeenschap van gecertificeerde onderzoekscoördinatoren opgericht, in de vorm van een kenniskring werkveld onderzoek. Hierin worden kennisproducten ontwikkeld op het gebied van praktijkgericht ontwerponderzoek voor onderzoeksscholen. De onderzoeksscholen maken deel uit van een stevige kennisinfrastructuur in de regio, waarin evidence-informed kennisproducten ontwikkeld worden, met doorwerking naar andere (partner)opleidingsscholen.