Dienst van SURF
© 2025 SURF
In de jaren tachtig en negentig verschenen verschillende adviezen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over arbeidsparticipatie. Alle hadden tot doel de vicieuze cirkel van hoge werkloosheid en stijging van de arbeidsproductiviteit te doorbreken. Die vicieuze cirkel werkte als volgt: er is een hoge werkloosheid, daardoor wordt een groot beroep op de sociale zekerheid gedaan, als gevolg daarvan zijn de loonkosten erg hoog, daardoor wordt de arbeidsproductiviteit opgedreven, daardoor wordt de uitval uit het arbeidsproces hoog, met als gevolg dat de werkloosheid toeneemt, enzovoorts. De methode die de WRR voorstelde om deze vicieuze cirkel te doorbreken was het coute que coute verhogen van de arbeidsparticipatie. U hoort het: “een overheid die pleit voor een groei van de arbeidsparticipatie om te voorkomen dat de bedrijven de arbeidsproductiviteit steeds verder opdrijven!” Waarom is het nú de AWVN die een zodanig groot belang hecht aan de groei van de arbeidsparticipatie naast de stijging van de arbeidsproductiviteit? Dat zou je toch niet verwachten van een werkgeversvereniging die het als haar primaire taak ziet de belangen van haar leden te behartigen. Geven de werkgevers in 2008 wellicht een andere inhoud aan het begrip arbeidsparticipatie dan politici en wetenschappers in de jaren tachtig? Gaat het hen alleen om onze economie, of speelt ook solidariteit met zwakke groepen op de arbeidsmarkt een rol? En ook als het alleen om economie gaat, verdragen in dat geval vergroting van de arbeidsproductiviteit en toename van de arbeidsparticipatie elkaar? Over dit spanningsveld tussen arbeidsproductiviteit en arbeidsparticipatie wil ik het vandaag met u hebben.
Uit het boek: "De Stichting voor Industriebeleid en Communicatie (SIC) speelde de laatste 18 jaar een belangrijke rol in het industriebeleid. We zien al weer een aantal jaren dat dit heeft bijgedragen tot hernieuwde aandacht voor de industrie en het stimuleren van arbeidsproductiviteit middels innovatie. Deze aandacht voor de industrie is noodzakelijk en relevant vanwege de bijdrage van industriële sectoren aan toegevoegde waarde, export en werk. Een bijdrage die deels ook indirect is, omdat dienstverlenende sectoren sterk afhankelijk zijn van de industrie. Nu, vanaf 2018, beëindigt de vrijwilligersorganisatie SIC ook de laatste activiteiten. Het bestuur heft de eigen stichting op. Er komt een eind aan 18 jaar behartigen van industriebelangen, zowel voor bedrijven als voor werknemers. Een unieke periode waaraan velen bijdroegen, Willem van der Stokker in het bijzonder. Het resultaat is dat industriebeleid weer op de agenda staat. Maar, in de woorden van de SIC-voorzitter op het Nationaal Industriedebat van 2013: “Of dit een permanent karakter zal hebben zal de toekomt uitwijzen. De vraag is wat er gaat gebeuren als de economie weer aantrekt.” Bovendien is er reden om aandacht te hebben voor de bijdrage van de industrie aan maatschappelijke vraagstukken – gezondheid, onze leefomgeving en welvaart. Zo blijft er in de toekomst vanwege technologische veranderingen en vergrijzing aandacht nodig voor de arbeidsproductiviteit en voor innovatie die leidt tot een hogere arbeidsproductiviteit. Technologische veranderingen leiden tot andere producten, andere manieren van produceren en ander werk, wat kansen biedt voor de arbeidsproductiviteit. Vanwege de vergrijzing zullen we met minder mensen onze welvaart moeten zien te behouden. De welvaart en het welzijn van de bevolking is vervolgens nog wel afhankelijk van de omvang en kwaliteit van werkgelegenheid en van de verdeling van de revenuen van innovatie. Om deze thema’s het hoofd te kunnen bieden presenteren we namens de SIC deze aanzet voor een Agenda voor de Industrie. De boodschap van de SIC bouwt voort op de ervaring en het gedachtegoed van de afgelopen twee decennia. Op basis van deze ervaringen en met een scherp oog voor de huidige situatie omvat de Agenda voor de Industrie onderwerpen die nu en in de toekomst aandacht vragen van sociale partners, politiek en maatschappij. Een onafhankelijk Industrieplatform kan de Agenda voor de Industrie vaststellen, uitvoeren en monitoren."
Uit recente KNMI-scenario’s blijkt dat door klimaatverandering de temperatuur blijft stijgen. Hevige regenbuien, meer tropische dagen en hittegolven zijn het gevolg. Er krijgen meer mensen last van het stedelijk hitte-eiland effect (UHI-effect), met als gevolg een bedreiging voor de gezondheid, verlaging arbeidsproductiviteit, welzijn en zelfs een risico op verhoogde sterfte. Het aanleggen van groene daken en gevels zijn, naast het planten van bomen en struiken, maatregelen om het UHI-effect te verminderen. Modelmatig kan het UHI-effect op straatniveau al bepaald worden, echter de bijdrage van groene daken en gevels wordt daar nog niet in meegenomen. Het practoraat ‘water en bodem’ van Yuverta, aangevuld met de expertise van het practoraat ‘groene leefbare stad’ van Yuverta en het lectoraat Klimaatrobuuste landschappen van HAS green academy doen in deze samenwerking, onderzoek naar het daadwerkelijke effect van groene daken en gevels op het UHI-effect op straatniveau in de stad. Er worden drie fieldlabs ingericht met sensoren op groene daken en gevels en op straatniveau, en vergeleken met nabijgelegen traditionele grijze daken en gevels. Hiermee wil GroenDakCoach antwoord geven op de steeds vaker gestelde vraag hoe groot de bijdrage van groene daken en gevels is in het verminderen van het UHI-effect op straat. Tygron wil met dit onderzoek dat haar digital twin-software, inclusief UHI-model nog beter toepasbaar is voor overheden en adviesbureaus bij ontwikkelingen rondom de (her-)inrichting van de openbare ruimte met klimaatadaptieve maatregelen. De resultaten worden via een digital twin hittestress-demonstrator gedeeld en besproken met de betrokken gemeenten van de fieldlabs, zodat deze kennis ingezet kan worden bij haar klimaatadaptatie-beleid. Daarnaast wordt de demonstrator ingezet bij participatie¬bijeenkomsten om de toegevoegde waarde en mogelijkheden van klimaatadaptieve maatregelen, zoals groene daken en gevels, inzichtelijk te maken en zo tot de gewenste gedragsverandering te komen.
Assemblageprocessen en diensten van producenten van hightech systemen worden in Noordwest-Europa gekenmerkt door een hoge variatie aan producten en oplossingen met laag volume. Productieautomatisering, flexibilisering en optimalisatie zijn essentiële processen om kleinere series te produceren en tegelijkertijd de grote verscheidenheid aan producten en diensten te realiseren. Om arbeidsproductiviteitsverbeteringen mogelijk te maken worden apparaten steeds vaker uitgerust met visionsystemen voor pick-and-place toepassingen, kwaliteitscontroles, objectlokalisaties en objectherkenning. Visionsystemen zijn echter gevoelig voor veranderingen in de omgeving, waardoor systemen kunnen stilvallen. Visionsystemen zijn met name gevoelig voor onvoorspelbare veranderingen in de omgeving, zoals belichting, schaduwvorming, oriëntatie van producten en grote optische variaties in bijvoorbeeld natuurlijke producten. Machine Learning (ML), een vorm van kunstmatige intelligentie, kan deze tekortkomingen grotendeels oplossen en kan visionsystemen robuuster en sneller configureerbaar maken; ML is uitermate geschikt om toegepast te worden in visiontoepassingen. Echter, ML voor vision is voor veel MKB’ers een ver-van-mijn-bed-show, voorbestemd voor multinationals met grote budgetten. Bovenal is de structuur en kennis over het toepassen van ML voor vision niet helder noch eenvoudig toegankelijk. Daarom is de onderzoeksvraag: Hoe kunnen door het industriële MKB machine learning frameworks binnen visiontoepassingen worden gebruikt om efficiëntere productieprocessen te realiseren? Met dit project wil het consortium deze ML-structuur inzichtelijk maken; ten tweede ML beschikbaar maken voor MKB; ten derde samen onderzoeken hoe ML voor vision industrieel kan worden toegepast middels drie casussen en ten vierde de opgedane kennis borgen en verspreiden binnen MKB en onderwijs. Het project is een samenwerking tussen lectoraten mechatronica en ambient intelligence van Saxion, Computer Vision & Data Science van NHL Stenden. De participerende bedrijven zijn actief als hightech systeemontwikkelaar, kennis-toeleverancier en/of eindgebruiker als productiebedrijf. Daarnaast zijn het Smart Industry Fieldlab TValley en brancheorganisatie BOOST betrokken. Dit project zal kennis ontwikkelen ten behoeve van het adequaat toepassen van Machine Learning algoritmes in visionapplicaties.
Ecosystemen voor missiegedreven innovatie zijn een belangrijk middel om via cycli van onderzoek, experiment en uitrol, maatschappelijke transities te versnellen en innovaties en verdienvermogen op te schalen. Human capital en regionale inbedding zijn belangrijke aspecten van de Kennis- en Innovatie Agenda (KIA) Maatschappelijk Verdienvermogen (MV). Deze SPRONG-groep richt zich op die wisselwerking. De noodzaak voor human capital innovatie is groot vanwege drie kernproblemen op de arbeidsmarkt: • Onvoldoende en ongerichte economische groei door krimp van de beroepsbevolking en onvoldoende arbeidsproductiviteitsgroei; • Verschuivende vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt als gevolg van verschillende transities; • Toenemende kloof tussen de toekomstige arbeidsvraag en de skills van de huidige beroepsbevolking. De afgelopen jaren zijn meer en minder succesvolle (regionale) experimenten/programma’s gerealiseerd voor ontwikkeling en benutting van human capital. Maar lessen worden nog onvoldoende gedeeld tussen regio’s en sectoren, werken nog onvoldoende door in het mkb, bereiken te weinig de doelgroep van praktijkopgeleide medewerkers, en hun effectiviteit wordt te weinig onderzocht. Dit SPRONG-programma adresseert die opgave door een landelijke onderzoeksgroep met vijf lectoraten en belangrijke partners uit bedrijfsleven, overheid en onderwijs te ontwikkelen: • Lectoraat Dynamische Talentinterventies Fontys (dr. Marian Thunnissen); • Lectoraat Employability Transition Saxion (dr. Stephan Corporaal); • Lectoraat Human Capital Hanzehogeschool Groningen (dr. Harm van Lieshout en dr. Arjen Edzes); • Lectoraat Leren tijdens de beroepsloopbaan HAN (dr. Jos Sanders); • Lectoraat Leven Lang Ontwikkelen Windesheim (dr. Menno Vos). Onze ambitie is om een toonaangevende onderzoeksgroep en een gewild internationaal partner te worden die dankzij een met onze consortium-partners doorontwikkelde onderzoeksinfrastructuur bijdraagt aan versterking van het maatschappelijk verdienvermogen via human capital innovatie op drie niveaus: individuen, bedrijven en netwerken/regio’s. Responsiviteit is daarbij hét sleutelwoord. We werken samen aan professionalisering en versterking van kwaliteit, volume en impact van ons onderzoek. Daarnaast versterken we de inbedding van ons onderzoek in het onderwijs.