Wereldwijd werken steeds meer mensen in een flexkantoor, met een mix van verschillende werk- en overlegplekken voor verschillende werkzaamheden. De opmars zet zich naar verwachting versterkt voort na de coronatijd. Of je dit moet vrezen of toejuichen, hangt af van je werk, je psychologische behoeften en je gedragspatronen, zo blijkt uit dit promotieonderzoek. Het werkplekconcept past goed bij stereotypische kenniswerkers: mensen in functies met diverse werkzaamheden en een hoge mate van autonomie en sociale interactie. Zij maken soepel gebruik van verschillende plekken om te werken, zowel binnen als buiten het kantoor. Deze groep ervaart een betere match tussen hun werk en de werkomgeving dan mensen met een ander profiel. De onderzoeksresultaten laten zien dat de ervaren 'fit' zich vertaalt naar tevredenheid en werkprestaties.
Er valt in de praktijk nog veel te verbeteren bij de implementatie van het flexconcept, zodat meer mensen een goede match kunnen ervaren tussen hun werk en hun werkomgeving. De belangrijkste verbeterpunten betreffen de ondersteuning van concentratiewerk. Hiervoor zijn doorgaans veel te weinig geschikte werkplekken beschikbaar. Bovendien worden deze plekken vaak niet optimaal gebruikt, vanwege praktische en psychosociale barrières. Het gevolg is dat er veelvuldig concentratiewerk wordt uitgevoerd in open werkomgevingen. Dat is voor niemand optimaal en vooral hinderlijk voor mensen met een sterke psychologische behoefte aan privacy. De inzichten uit dit onderzoek kunnen in de praktijk worden gebruikt om de werkomgeving beter af te stemmen op de uiteenlopende behoeften binnen een organisatie.
Due to the rise of knowledge work since the 1980s, high job autonomy and high task variety have become common job characteristics. Knowledge workers increasingly work across multiple locations, using advanced information and communication technologies; a trend that is expected to accelerate in the post-COVID-19 world of work. As these developments fundamentally change the use of office work environments, organizations and workplace professionals have been searching for new ways to facilitate the workforce more effectively and efficiently. In the past two decades, more and more of them seem to have found the ultimate solution in activity-based working (ABW). According to this concept, workers share a variety of non-assigned work settings, enabling them to use different work settings in accordance with their varying tasks. Yet, outcomes of AWB environments generally fall short of expectations. Remarkably, while sharing the same ABW environment, some workers seem to experience fit while others do not.Optimization of perceived fit with ABW environments is important fororganizations, since it is linked to various work outcomes. Currently, this isparticularly relevant in the context of expected post-COVID-19 changes in workpractices. To find clues for optimization of ABW practice, the current PhD research project was designed to examine how workers’ jobs, tasks, behaviors, psychological needs, and demographic characteristics may be related to their perceived fit. Two survey-based studies revealed relevant workers’ attributes, which were further examined in experience-sampling field studies and a virtual reality experiment. From the findings, a clear profile arises of workers who best fit with ABW environments, i.e.: high task variety, job autonomy, external and internal mobility, social interaction, and need for relatedness; low need for privacy; few highcomplexity tasks, many non-individual tasks; appropriately using open and closed work settings; frequently switching between work settings; relatively young age.
While activity-based working is gaining popularity worldwide, research shows that workers frequently experience a misfit between the task at hand and their work setting. In the current study, experience sampling data were used to examine how perceived fit in activity-based work environments is related to user behavior (i.e., the use of work settings and setting-switching). We found that workers’ perceived fit was higher when they used closed rather than open work settings for individual high-concentration work. Furthermore, more frequent setting-switching was related to higher perceived fit. Unexpectedly, however, this relation was observed only among workers low in activity-switching. These findings indicate that user behavior may indeed be relevant to creating fit in activity-based work environments. To optimize workers’ perceived fit, it seems to be particularly important to facilitate and stimulate the use of closed work settings for individual high-concentration work.
LINK
Afgerond
Niet bekend